Disfunctionerende collega

Elke maand laten Annemarie Smilde (senior jurist gezondheidsrecht/teammanagaer bij VvAA rechtsbijstand) en afwisselend Arko Oderwald (medisch filosoof/ethicus bij VUmc) en Lieke van der Scheer (filosoof/ethicus) in Arts en Auto hun licht schijnen op een medisch dilemma. Hieronder kunt u meediscussiëren over hun antwoorden.

Wilt u zelf een dilemma aan dit panel voorleggen? Mail dan naar redactie@artsenauto.nl o.v.v. dilemma. De redactie neemt dan contact met u op.

 

Een ziekenhuisapotheker merkt verschillende keren dat een collega onzorgvuldig is geweest. Ook het gedrag van deze collega lijkt de laatste tijd veranderd. De collega ontkent dat er iets aan de hand is.  

Twee ziekenhuisapothekers (A en B) werken al meer dan tien jaar in dezelfde apotheek. Ze zijn er min of meer tegelijkertijd gekomen en de samenwerking is ronduit goed te noemen. Ze kunnen blindelings op elkaar vertrouwen en maken vaak dezelfde keuzes. Bij gelegenheid vertellen ze elkaar wetenswaardigheden over hun privéleven. Heel af en toe komen ze bij elkaar over de vloer.

Maar dan – ongeveer een half jaar geleden – verandert de situatie langzamerhand. Er doen zich verschillende incidenten voor waarbij apotheker A interacties over het hoofd ziet. Eén daarvan heeft ernstige gevolgen. Apotheker A ontkent haar aandeel en legt de schuld neer bij de assistenten. Eenmaal geeft ze het computersysteem de schuld.

Buiten deze incidenten met medicatie bemerkt apotheker B ook dat zijn collega er met haar hoofd niet meer bij is. Zo is ze een paar keer overduidelijk onvriendelijk tegen patiënten. Via via hoort hij dat zijn collega twee keer verzuimde om medisch specialisten te adviseren over een nieuw middel waarover zij vragen hadden gesteld.

Apotheker B informeert op enig moment bij zijn collega of er wat aan de hand is. Ze ontkent met klem dat er iets is en lijkt niet bereid tot een gesprek. Apotheker B probeert door te vragen. Tevergeefs. Hij laat het er voor nu bij, maar heeft nog steeds geen goed gevoel bij haar doen en laten. Zeker niet als apotheker A ook nog vaak laat op het werk verschijnt en tussendoor geregeld even weg is. Apotheker B maakt zich ernstige zorgen. Zijn er privéproblemen waardoor ze steken laat vallen? Zou ze verslaafd kunnen zijn?

Hij besluit met een andere collega over zijn zorgen te praten. Deze had ook al gemerkt dat er iets met de betreffende collega aan de hand lijkt te zijn, maar is niet bereid een gesprek met haar aan te gaan.

Wat moet apotheker B nu doen? Wachten op het volgende incident? Wederom informeren of er iets aan de hand is? Of zijn twijfels bij de ziekenhuisleiding neerleggen?

Lieke van de Scheer
Filosoof/ethicus
.

 

 

Fouten kunnen ernstige consequenties hebben. Als apotheker B opmerkt dat zijn collega A haar hoofd niet bij haar werk heeft, onvriendelijk is tegen patiënten en steken laat vallen, is het logisch dat hij zich afvraagt wat hij met deze indrukken moet doen.

Apotheker A heeft interacties over het hoofd gezien, met ernstige gevolgen. Maar ze wil hier geen verantwoordelijkheid voor nemen, ze wil er zelfs niet over praten. Dat maakt het nog verontrustender. We kunnen rustig zeggen dat hier – in termen van het Model Reglement Mogelijk Disfunctionerend Medisch Specialist (Orde van Medisch Specialisten, 2009) – sprake is van een disfunctionerende ziekenhuisapotheker.

Collega’s zijn vaak de eersten die merken dat iemand niet goed functioneert. Zij kunnen actie ondernemen om te voorkomen dat patiënten gevaar lopen. Dat dit lang niet altijd gebeurt, is wat zorgen baart in casussen als deze. Soms loopt het werkelijk uit de hand en worden we opgeschrikt door horrorscenario’s zoals van de Twentse neuroloog die jarenlang mensen ten onrechte met Alzheimer diagnosticeerde.

Altijd blijkt in dergelijke gevallen dat collega’s allang op de hoogte waren. Waarom grijpen zij niet – eerder – in? Zij hebben toch ook het beste voor met patiënten?

Maar er is ook nog zoiets als collegialiteit. Heeft A wellicht privéproblemen, waardoor ze fouten maakt? Moet je die problemen van een gewaardeerde collega nog groter maken door fouten aan de grote klok te hangen? Leerden we niet al vroeg dat klikken niet mag? Daar komt nog bij dat als je melding niet-ontvankelijk wordt verklaard, je kans loopt zelf berispt te worden. En maak je zelf eens een fout, dan heb je de steun van collega’s hard nodig en zit je ook niet te wachten op een melding.

Hier lijken loyaliteiten te botsen: ben je loyaal aan patiënten, dan meld je; ben je loyaal aan je collega of jezelf, dan meld je niet. Deze beide invalshoeken kunnen met elkaar verzoend worden in een open collegiaal klimaat, waarin het veilig is om fouten en tekortkomingen te bespreken.

Er gaan stemmen op om gezondheidswerkers wettelijk te verplichten ernstige incidenten aan de kaak te stellen, zodat slecht functionerende collega’s hun werk niet kunnen voortzetten. Bij (verwijtbaar) niet-melden moeten sancties volgen. Echter, áls dit al zou helpen, dan werkt het alleen bij ernstige incidenten. Maar voorkomen is beter.

Wat kan B in dit geval dus het beste doen? De incidenten en het ongewone gedrag toch, maar nu in alle openheid – bijvoorbeeld in het stafoverleg – met A bespreken. Bijvoorbeeld als volgt: ‘Ik maak me zorgen over de kwaliteit van je werk. Hoe kunnen we je helpen dat weer op het vertrouwde niveau te brengen?’  

Annemarie Smilde
Jurist gezondheidsrecht

 

 

Wat mag van een zorgprofessional worden verwacht bij signalen van mogelijk disfunctioneren van een collega? Zelfs de minister heeft zich vorig jaar over deze vraag gebogen naar aanleiding van een spraakmakend geval van een disfunctionerende medisch specialist.

De gedragsregels van artsen zijn duidelijk: de arts die merkt dat een collega schade of risico’s voor patiënten veroorzaakt, onderneemt stappen om dit probleem te verhelpen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS) hebben modellen opgesteld, die huisartsen en ziekenhuizen kunnen gebruiken als leidraad hoe zorgvuldig te handelen bij (een vermoeden van) disfunctioneren van een collega: ‘een structurele situatie van onverantwoorde zorg, waarin de patiënt wordt geschaad of het risico loopt te worden geschaad en waarbij de betrokken collega niet (meer) in staat of bereid is zelf de problemen op te lossen’.

Anders dan bij artsen bestaat er voor apothekers geen gedragscode in geval van mogelijk disfunctioneren van een collega. Wel volgt impliciet uit de Beroepscode en overige normen voor apothekers dat de verantwoordelijkheid van apothekers zich niet beperkt tot hun eigen handelen. De apotheker in het onderhavige praktijkgeval mag dus niet stil blijven zitten.

De apotheker moet de in zijn ziekenhuis bestaande procedure voor het onderzoeken van disfunctioneren van medisch specialisten volgen. Het modelreglement van de OMS bepaalt dat deze procedure ook van toepassing is op de (in overleg met de medische staf) met medisch specialisten gelijkgestelde beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld de ziekenhuisapotheker. Volgens het modelreglement moet een melder zijn aanwijzingen voor disfunctioneren eerst hebben besproken met de betrokken collega. Is deze niet bereid of in staat de problemen op te lossen, dan zal de apotheker zijn vermoeden van disfunctioneren schriftelijk en gemotiveerd moeten melden aan de commissie kwaliteit van de medische staf c.q. de voorzitter van het stafbestuur. Verder kent de modelprocedure allerlei zorgvuldigheidseisen, zoals het toepassen van hoor en wederhoor en de inspanningsverplichting van het stafbestuur gericht op het herstel van de werkrelatie na afronding van de procedure.

Is er in zijn ziekenhuis geen meldingsprocedure (voor apothekers), dan doet de apotheker er goed aan om voordat hij een melding doet afspraken te maken met het stafbestuur c.q. de raad van bestuur over een procedure die voldoet aan de zorgvuldigheidseisen van het OMS-model.

Kortom: apotheker B moet in actie komen, ook al loopt hij hiermee het risico zijn collega ten onrechte te ‘beschuldigen’.

Delen