Duur concurrentiebeding

Juristen en advocaten van VvAA ondersteunen leden bij uiteenlopende problemen.

Een tandarts wil zijn lidmaatschap van een maatschap voor mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie opzeggen. Zijn plan is om bij een tandartsenpraktijk niet-specialistische verrichtingen te gaan doen. In zijn overeenkomst met de maatschap is een concurrentiebeding van tien jaar opgenomen. De vraag is of de concurrentiebeperking van tien jaar in dit geval rechtmatig is, in plaats van bijvoorbeeld een termijn van twee of drie jaar. In maart 2020 oordeelde de Rechtbank Overijssel hierover in een kort geding.

Antwoord

Shirin-Slabbers
Shirin Slabbers is juridisch adviseur gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Bijstand

Volgens de voorzieningenrechter gaat het concurrentiebeding van tien jaar verder dan redelijkerwijs noodzakelijk kan worden geacht. De rechter verwijst naar een Mededeling van de Europese Commissie over nevenrestricties, waarin is bepaald dat concurrentiebedingen tot maximaal drie jaar na de overgang van de onderneming gerechtvaardigd zijn, mits bij die overname goodwill én knowhow is overgedragen. Wanneer een overname alleen betrekking heeft op goodwill, zoals in de zorg gebruikelijk is, dan mag de termijn maar maximaal twee jaar zijn. 

In bijzondere omstandigheden kunnen concurrentiebedingen met een langere duur gerechtvaardigd zijn, aldus deze uitspraak. De maatschap had evenwel niet gemotiveerd waarom een concurrentieding voor de duur van tien jaar noodzakelijk zou zijn.  

De reden van de tijdsduurbeperking van het concurrentiebeding is dat concurrentie in principe niet mag worden belemmerd. Dat staat in artikel 6 van de Mededingingswet. Als partijen dit door middel van afspraken toch doen, dan zijn die afspraken nietig. Dat betekent dat een dergelijke afspraak geen waarde heeft. Dit is de hoofdregel. De Europese Commissie heeft in de boven genoemde mededeling meer gedetailleerd omschreven wat wel en wat niet is toegestaan. De rechter past die omschrijving in deze casus toe.

Naast een beperkte duur, mag een concurrentiebeding de activiteiten van de vertrekkende maat niet verder limiteren dan het soort verrichtingen dat hij daarvoor al deed. Ook mag de geografische beperking zich niet verder uitstrekken dan het gebied waarin de vertrekkende maat actief was.

De Overijsselse rechter, die dus oordeelde dat de tienjaarstermijn ontoelaatbaar was, besliste vervolgens niet dat het concurrentiebeding in duur werd teruggebracht tot twee jaar. Het beding ging geheel van tafel; het werd nietig verklaard. Hierdoor mocht de tandarts direct aan het werk bij de tandartsenpraktijk. 

Delen