Gegevensuitwisseling
dilemma / filosoof Lieke van der Scheer en specialist gezondheidsrecht Annemarie Smilde buigen zich over een casus
Een gz-psycholoog informeert een patiënt in het eerste gesprek niet over de gegevensuitwisseling vanwege diens wantrouwen en type problemen. Is dat toegestaan?
Een gz-psycholoog, werkzaam in het ziekenhuis, ziet op verzoek van een MDL-arts een klinisch patiënt (86-jarige man) die herstellende is van een ingreep. Zijn psychische problemen (angst, hoog spanningsniveau, waardoor piekeren, slecht in- en doorslapen) belemmeren zijn herstel in hoge mate. Het hoge spanningsniveau heeft ook een negatieve invloed op het immuunsysteem dat hard moet werken om een infectie te bestrijden.
Het verzoek aan de psycholoog is om te achterhalen waar de angst en stress mee te maken hebben en om de patiënt en het behandelteam hierover te adviseren. In het eerste gesprek komt naar voren dat de patiënt erg bang is niet meer thuis te komen en in het ziekenhuis te sterven. Dat maakt hem moedeloos en somber. Hij heeft het opgegeven om te hopen. De patiënt is verder afwerend en geeft aan weinig vertrouwen in een gesprek met een psycholoog te hebben.
Gezien zijn kwetsbare gezondheid en het belang van de interventie kiest de psycholoog ervoor om in het eerste gesprek niet te bespreken op welke wijze en met wie zij de informatie over hem zal delen. Hierbij weegt zij mee dat deze informatie ertoe zou kunnen leiden dat de patiënt nog minder vertrouwen in een gesprek zal hebben.
Wat is de rol is van wet- en regelgeving bij het bepalen van wat goede zorg is? Kenmerkt (strikte) gehoorzaamheid aan regels de goede professional? En leidt dat altijd tot goede zorg? Ik denk van niet en geef daarvoor enkele overwegingen.
Professionals worden geacht wetgeving en beroepscodes te kennen en te volgen. Daar moeten we niet te licht over denken. Regels zorgen er bijvoorbeeld voor dat er geen persoonlijke willekeur bestaat bij het informeren van patiënten over hoe er met hun vertrouwelijke gegevens wordt omgegaan. Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat die in goede handen zijn.
Tegelijkertijd hebben regels slechts beperkte kracht. Regels zijn algemeen geformuleerd. De situatie waar ze op slaan, is echter bijzonder en concreet. Regels zijn daarom niet altijd goed of precies toepasbaar. Soms is er geen regel beschikbaar voor een concrete situatie.
Verder zijn er regels voor meerdere gebieden: privacy, kwaliteit van het beroepsmatig handelen, relatie met collega’s, het aanzien van het vak, ethische reflectie etc. De ene regel kan strijdig zijn met een andere, of belangrijker dan andere.
Om regels een optimale rol te laten spelen, moet je ze op een goede manier kunnen toepassen én de juiste keuze maken over welke regel zwaarder weegt. Die morele kwaliteit kenmerkt de goede professional. We kennen allemaal het verschil tussen een beginnende en een meer ervaren professional. De beginner vaart vaak op regels, de ervarene kent enige virtuositeit in de omgang ermee. Die heeft meer oog voor de context, kan betekenis hechten aan verschillen tussen concrete situaties, zal de achterliggende bedoelingen van het handelen meewegen. Kortom, een ervaren professional zal regels niet blind volgen, maar steeds afstemmen op wat er voor de patiënt op het spel staat en reflecteren op haar eigen professionele handelen daarin.
In dit geval kiest de psycholoog ervoor om niet eerst de informatieregels te volgen. Ze schat in dat de patiënt zo meer open zal staan voor haar psychologische interventies. Ze is zich ervan bewust dat ze bepaalde regels overtreedt, maar acht dat in het belang van de patiënt. Zo gebruikt zij haar discretionaire ruimte voor de kwaliteit van haar beroepsmatig handelen.
Regelnaleving is gemakkelijk te toetsen, hóe iemand met de regels omgaat veel moeilijker. Daarom zijn open, interdisciplinaire en intercollegiale gesprekken nodig over die morele kwaliteit van het werk, over een houding die leidt tot het maken van goede keuzes.
De hoofdregel voor het delen van patiëntgegevens met derden is dat hiervoor toestemming van de patiënt nodig is. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) kent een uitzondering voor de uitwisseling met personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst voor zover deze personen de gegevens nodig hebben voor hun werkzaamheden. In dit geval kunnen de MDL-arts, verpleegkundigen en arts-assistenten uit het behandelteam als rechtstreeks betrokkenen worden aangemerkt.
Onder meer vanwege de Europese privacywet (de AVG) moet het delen van de informatie vooraf wel kenbaar zijn voor de patiënt. Uit de KNMG-richtlijn over het omgaan met medische gegevens volgt dat aan deze kenbaarheidseis is voldaan als de verantwoordelijke instelling (of de praktijk) een patiënt hierover informeert in een privacystatement op de website of in een patiëntenbrochure.
Gz-psychologen hebben ook te maken met verplichtingen uit de beroepscode van de beroepsvereniging van psychologen, het NIP. Hierin staan specifieke regels over gegevensverstrekking aan derden, in aanvulling op de WGBO en AVG. Zo bepaalt de Beroepscode voor psychologen expliciet dat de patiënt van tevoren op de hoogte moet worden gesteld van het delen van gegevens met andere zorgverleners, die rechtstreeks betrokken zijn bij de behandelrelatie van de psycholoog. Over het delen van gegevens uit het EPD zegt het NIP in de handreiking voor psychologen in de zorg Omgaan met het ECD in tijden van de AVG dat psychologen naast de instelling een eigen verantwoordelijkheid hebben: de psycholoog moet persoonlijk de patiënt in het intakegesprek informeren over de gegevensuitwisseling met andere betrokken zorgverleners (welke gegevens, met wie, voor welk doel).
In deze casus is de vraag of de gz-psycholoog het belang van de goede zorg zwaarder mag laten wegen dan het belang van de privacy van de patiënt, dat de beroepscode met de informatieplicht beoogt te de beschermen. De code bevat geen specifieke regeling over de verantwoordelijkheid van een gz-psycholoog in de situatie, waarin naar zijn oordeel de informatieverstrekking in een eerste gesprek de zorgverlening belemmert. Het NIP laat zich hierover evenmin uit in genoemde handreiking. In het licht van de algemene bepalingen in de beroepscode over de professionele verantwoordelijkheid van de psycholoog, is het verdedigbaar dat een gz-psycholoog na een zorgvuldige belangenafweging een patiënt niet of beperkt informeert over de gegevensuitwisseling, als dat nodig is vanwege goed hulpverlenerschap. Dit is volgens de AVG én de letter van de beroepscode toegestaan: beide bepalen dát de patiënt vooraf geïnformeerd moet zijn en niet door wie. Aan de informatieplicht wordt dus al voldaan op het moment dat de patiënt kennis heeft kunnen nemen van het privacystatement, in dit geval dat van het ziekenhuis.
Bij strikte uitleg van de beroepscode moet de psycholoog voorafgaande aan zijn beslissing om niet te informeren de beroepsvereniging dan wel een niet bij de patiënt betrokken collega consulteren. Dit schrijft de beroepscode voor bij afwijking van een verplichting.
Uiteraard zal een gz-psycholoog altijd in het dossier moeten noteren dat en waarom hij de patiënt in het eerste gesprek niet of beperkt heeft geïnformeerd over de gegevensuitwisseling.