Gezegend met een levendige fantasie

literatuur / Behalve schrijver was Belcampo kunstverzamelaar, jurist en arts

Belcampo (Herman Pieter Schönfeld Wichers, 1902-1990) werd geboren in Naarden. Hij groeide op in het gereformeerde Rijssen, het stadje dat als decor dient in onder andere ‘Het grote gebeuren over het Laatste Oordeel’. Als auteur van fantasieverhalen vormt Belcampo een genre op zich. Behalve schrijver was hij kunstverzamelaar, jurist en arts. Waarnemend arts in Staphorst, huisarts in Bathmen en vanaf 1953 tot zijn pensioen studentenarts in Groningen. Die praktijkervaring vormde een rijke bron voor een aantal opmerkelijke verhalen.

Al op jonge leeftijd komt Belcampo in aanraking met ‘de dokter’. Op zestienjarige leeftijd moet hij als tbc-patiënt het bed houden en kuren. In de achtertuin van het ouderlijk huis in Rijssen heeft zijn vader, een notaris met twee rechterhanden, een draaihuisje in elkaar gezet, dat op de zon gedraaid kan worden. Naast rust, wordt zon als de grote genezer beschouwd.

Herman, zoals de latere schrijver heet, is een energieke, vrijgevochten, levensluchtige jongen. Maar gelukkig is hij ook een verwoed lezer en brievenschrijver, behept met een onverstoorbaar levensoptimisme. In een van de brieven aan zijn HBS-vriend Arend Rutgers schrijft hij: “Weet je al dat ik dokter wil worden? Het lijkt mij het prettigste vak, tenminste het minst oppervlakkige en ik voel er ook wel voor.”

Als hij na jaren kuren in Renkum en Davos in 1921 daadwerkelijk geneeskunde gaat studeren in Amsterdam, heeft hij er al na drie maanden genoeg van. Zijn medestudenten praten ook buiten de studie te veel in medische termen. Hij heeft er wel een mooi verhaal aan over gehouden. Een student vertelde dat er bij honden of katten venstertjes waren ingebracht om de werking van bepaalde organen te zien. Dat spreekt Herman aan. Als tbc-patiënt was hij immers voortdurend bezig met het ‘organisch innerlijk’. Het zet hem aan tot het schrijven van het verhaal Liefde’s Zegepraal I – een van zijn eerste verhalen, opgenomen in De verhalen van Belcampo – waarin een man op de kermis bezoekers tegen betaling door de ruitjes in zijn lichaam laat kijken.

Dagboek van een arts

Ook het verhaal Bladzijde uit het Dagboek van een Arts is gebaseerd op de eerste studiemaanden: “Ik zat in mijn studeerkamer en was bezig aan mijn boek over de zelfmoord als seksuele afwijking, toen het dienstmeisje kwam melden, dat er iemand voor mij buiten stond.” Het betreft een vroegere vriend die lijdt aan zelfkannibalisme. Hij heeft nog één arm. Deze kan hij er niet zelf afhakken om op te eten. “Ik heb lang geaarzeld”, vertelt de arts aan het eind van het verhaal, “maar ten slotte heb ik hem mijn medische hulp niet ontzegd.”

Na medicijnen switcht Herman naar de studie Rechten, die hij in 1928 afrondt. Aansluitend doet hij de driejarige opleiding Notarieel Recht, die hij voortijdig afbreekt; hij is alles behalve een kantoorman. Veeleer is hij een buitenman en vrijheidsgenieter. Als ‘herenlandloper’ en portrettekenaar trekt hij lopend en liftend acht maanden door Frankrijk, Italië en de Balkan. Uit de talloze brieven die hij naar ouders en vrienden schrijft, stelt hij na thuiskomst De zwerftocht van Belcampo samen, het reisboek waarmee hij zal doorbreken naar een groter publiek.

En dan, in 1937, schrijft hij zich op vijfendertigjarige leeftijd opnieuw in voor de studie geneeskunde in Amsterdam, die hij na een onderbreking in de oorlog, in 1949 voltooit. Naast eigen ervaringen als waarnemend arts, heeft hij een kant-en-klaarverhaal van een collega gebruikt, zij het aangelengd met een flinke scheut fantasie. In Bladzijde uit het dagboek van een waarnemend arts (Verborgenheden, 1964) plaatst Belcampo het verhaal ‘in de noordwesthoek van Overijssel’. Als vaker in zijn verhalen voert hij Twents sprekende personages op. De vrouw is in verwachting van een vijfde kind: “’t Za’ wa’ gaauw buurn.” Een rijk verhaal, lichtvoetig en met humor in vijf bladzijden met een verrassende wending en een sterk slot.

Rustige praktijk

In 1950 neemt Belcampo in Bathmen de huisartspraktijk over van een vroegere studiegenoot die ernstig ziek is. De rustige praktijk biedt hem ruimschoots de kans verhalen te schrijven. Drie daarvan zullen er worden opgenomen in Liefde’s verbijstering (1953), waaronder Het hard­nekkige verlangen over een mooie vrouw met twee neuzen. Een arts buigt zich over dit wonderlijke fenomeen. Een fragment waarin Belcampo op speelse wijze enige medische termen heeft verwerkt. Uiteindelijk vindt de vrouw een man: een schrijver. Liefde en erotiek vloeien vaak samen in het werk van Belcampo.

Het fraaie doktershuis in Bathmen is midden jaren zestig gesloopt. Op de plek in de Dorpsstraat staat nu een rijtje appartementen als een anachronisme in het authentieke hart van het dorp. Het Belcampopad, dat, o ironie, naar de protestantse kerk voert, herinnert aan deze markante dorpsarts. Een agnosticus, die in zijn verhalen vele gelovigen tegen zich in het harnas joeg.

Pal naast de kerk staat, bovenin een oude eik, een klein bronzen beeldje: de Dorpsdokter. Het is van de Deventer beeldhouwer Theo Schreurs en verwijst naar Belcampo, die op zijn eigen terrein in een boom zat te mijmeren op een tuinbank, die zijn kinderen erin hadden gesjord.

Belcampo heeft het naar zijn zin in de landelijke omgeving die aan zijn jeugd in Rijssen doet denken. Maar zijn vrouw Joke Westerduin, geboren en getogen in Amsterdam, heeft heimwee. In een vergeefse poging het huwelijk te redden verhuist het gezin in 1953 naar de stad Groningen. Belcampo wordt er, onder protest van lokale huisartsen (broodroof) de eerste studentenarts, in dienst van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij mag alleen doorverwijzen. Het achterste deel van de woonkamer in het huis aan het Schuitendiep 31 dient als spreekkamer.

Schilderkunst

Toen een student op spreekuur kwam, zat Belcampo aan zijn bureau, gebogen over medische tijdschriften uit de jaren dertig. “Verder ben ik nog niet gevorderd met mijn medische kennis”, grapte hij tegen de onzekere student. Tijdens een huisbezoek lag een student ziek op bed. Belcampo, die ook kunstverzamelaar was, had alleen maar oog voor een oud schilderij boven het bed en een ander dat ernaast aan de muur hing. “Zorg dat u snel beter wordt”, zei hij tegen de koortsige student, “dan kunt u bij mij thuis eens schilderijen komen bekijken.”

De schilderkunst was eveneens een inspiratiebron voor de schrijver. Bijvoorbeeld voor het wrede, lugubere verhaal Uitvaart (Tussen hemel en afgrond, 1959), waarin een gevangene in een onderaards gewelf gelokt wordt door een vrouw in een gat hoog in de rotswand. Belcampo kwam op het idee voor dit verhaal bij het zien van het contrast tussen duisternis en licht op een ets van Rembrandt. Maar het beslissende beeld vormden de geschilderde vrouwenfiguren hoog tegen het tongewelf van de voormalige Harmonie in Groningen. Toen hij er tijdens een muziekuitvoering naar opkeek, dwaalde zijn geest af naar de verbeelding. Zo ontstond het idee van de verleidelijke vrouwen in het verhaal.

Beeld Bob Bronshoff

Nico Keuning is neerlandicus, schrijver en biograaf. Hij schreef biografieën van onder anderen Jan Arends, Bob den Uyl en arts-schrijver Willem Brakman. Recent verschenen Met scherpe pen en De boekenfluisteraar, over schrijven en schrijvers. Op dit moment werkt hij aan de biografie van Belcampo, die najaar 2024 bij uitgeverij Querido zal verschijnen.

Zowel afzonderlijke als verzamelbundels van Belcampo, zoals Luchtspiegelingen, Al zijn fantasieën en De wondere wereld van Belcampo, zijn antiquarisch verkrijgbaar.

Delen