‘Het wielrennen is zo conservatief’
Voormalig wielrenner en huidig sportjournalist/columnist Thijs Zonneveld maakte deel uit van de wielrennerij toen het gebruik van doping nog de normaalste zaak van de wereld was. Zonneveld ziet graag dat sportartsen minder in de verleiding komen om foute middelen ter beschikking te stellen. “Het is heel raar dat de sportarts in een wielerploeg medeverantwoordelijk is voor de resultaten van de renners.”
Tekst: Roel Notten | Beeld: Marcel Bakker
Wat doping betreft staat de wielrennerij er echt heel goed voor. Sinds in 2008 het bloedpaspoort is ingevoerd, is het voor renners veel minder aantrekkelijk om doping te gebruiken. De tijd dat renners met doping hun prestaties eindeloos konden oprekken, ligt definitief achter ons. In de jaren dat doping de sport verziekte, was werkelijk elke vorm van zelfcorrigerend vermogen in het peloton afwezig. Ik geloof sowieso niet in zelfcorrigerend vermogen binnen grote groepen waarin enorme belangen op het spel staan. Bankiers, makelaars, maar ook wielrenners zoeken de grenzen van het ontoelaatbare op om maar met de grote jongens mee te kunnen komen. Daar is maar één remedie tegen en dat is de pakkans significant vergroten. Deze methode werpt nu duidelijk zijn vruchten af en je ziet wat er gebeurt: in rap tempo breken jonge talentvolle renners door die ook meteen koersen kunnen winnen. Het besef dat renners kunnen presteren zonder te hoeven gebruiken, is de allergrootste winst van de opschoningsactie.
Lees verder (pdf).
1 reactie
Een arts in de sport is nog geen sportarts.
Zonneveld noemt bij naam een tweetal artsen, die om financiële redenen sporters dopinggeduide middelen verschaften, eigenlijk vrijwel zonder verdere begeleiding.
Ook zijn er mij artsen bekend, die handel dreven in dergelijke middelen en deze middelen ook toedienden.
Verder zijn er club- en ploegartsen, dit kunnen o.a. zijn: huisartsen,
(orthopedisch)chirurgen en natuurlijk ook sportartsen.
De club- en ploegartsen hebben vaak een cursus sportgeneeskunde gevolgd en symposia en/of lezingen gevolgd.
Zelf noemde ik mij vaak sport geïnteresseerd arts, omdat ik vaak ten onrechte, door journalisten, sportarts werd genoemd.
In 1986 werden de sportartsen geregistreerd binnen het register van de Sociale Geneeskunde.
Sinds 1 juli 2014 is de titel sportarts beschermd op grond van de
Wet Beroepen Individueel Gezondheidszorg (BIG) en geplaatst in
een afzonderlijk register.
De Nederlandse sportartsen hebben een oerdegelijke vierjarige opleiding Sportgeneeskunde met goed gevolg afgesloten en hebben hoge ethische normen. Ook bestaan sinds 1995 de ‘Richtlijnen voor artsen omtrent het sportmedisch handelen’, welke ook door de KNMG werden vastgesteld (1996), waaraan sportartsen en andere artsen zich aan dienen te houden.
In deze richtlijnen vindt men ook de houding en het handelen van
sportartsen én alle andere medici inzake doping.
Michel E.H. Karsten
16 juli 2014 / 21:58