Jampot

 

Jelle Brandt Corstius (1978) is auteur, reisjournalist, correspondent, publicist en programmamaker. Hij woonde enkele jaren in Moskou. Afgelopen najaar zond de VPRO de serie Grensland over Rusland en zijn buurlanden uit. Eerder schreef Brandt Corstius onder meer Rusland voor gevorderden en Van Moskou tot Medan

 

Ik was nog nooit in een Russisch ziekenhuis geweest. Als patiënt, bedoel ik. Voor mijn werk was ik er wel al beland natuurlijk: geboortehuizen, poliklinieken, militaire hospitalen. En recentelijk in een kliniek voor mensen die nog steeds met gezondheidsproblemen kampen vanwege de testen van atoombommen in de Sovjettijd.

Eén keertje ben ik in Moskou in een kliniek behandeld, maar dat telt eigenlijk niet mee. Er zat een zandkorrel vast op mijn oogbal. De zandkorrel was erin gevlogen tijdens een zandstorm in de Gobi-woestijn. Ik ging naar het European Medical Center, een plek die onbetaalbaar is voor Russen – bijna niemand heeft een ziektekostenverzekering – en waar alleen maar expats rondliepen. Een dokter viste met een pincet de korrel uit mijn oogbal. Op de rekening stond een apart bedrag voor een ‘oogmassage’. “Kom volgende week maar terug voor het andere oog. Dat zal ik uit voorzorg ook nog even masseren.” Kennelijk werkte dat preventief voor het eventueel in de toekomst binnenwaaien van een zandkorrel, al dan niet afkomstig uit de Gobi-woestijn.

Nee, in het Russische ziekenhuis was het een ander verhaal. Ik was aan het werk in Moermansk, een stad hoog boven de poolcirkel. Tijdens het filmen was ik uitgegleden met mijn handen in mijn zakken, op een steen gevallen en had ik een ruggenwervel gebroken. Dat ik die wervel had gebroken, hoorde ik pas vijf uur later. Eerst werd ik in een ambulance, over een hobbelige weg, zonder vering, naar het regionale ziekenhuis van Moermansk gebracht; het beste ziekenhuis in een gebied ter grootte van Duitsland.

Er hing een briefje met de tekst: ‘Ik ben even iemand reanimeren’

Daar werd ik op een brancard gelegd, waar ik de eerste anderhalf uur wachtend doorbracht. Ik keek uit op een wc waarvan de deur naar binnen toe openging. De wc-pot stond echter direct achter de deur. Dit hadden zij op briljante wijze opgelost: in de deur was de vorm van de wc-pot gezaagd, zodat de deur alsnog naar binnen open kon. En waardoor ik kon zien hoe iedereen zijn behoefte deed.

Toen ik eindelijk naar de röntgenafdeling werd gereden, hing daar een briefje met de tekst: ‘Ik ben even iemand reanimeren.’ Dat iemand kennelijk de tijd had genomen om dit briefje te schrijven vond ik fascinerend. Na de diagnose kwam ik terecht in een bed dat precies 20 centimeter te klein was. Op de muur zaten bloedspatten. ’s Nachts, toen de morfine was uitgewerkt, drukte ik op de bel die stuk was. “Over anderhalf uur komen ze weer langs”, zei de man met wie ik de kamer deelde. Uit zijn pyjama liep een buis naar een jampot waar af en toe wat bloed of wondvocht in druppelde.

Na drie dagen kwam mijn verzekeraar alsnog in actie: met een ambulancevliegtuig werd ik naar een ziekenhuis in Helsinki gebracht. Ik zal nooit de blik vergeten van de man met de jampot, toen ik de kamer verliet op weg naar de beschaving. Het was een blik van afgunst, vermengd met verbazing en schaamte. Met een minieme knik nam hij afscheid.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.

 

 

Delen