Ludwig Wittgenstein

Peter van Domburg (Maastricht, 1954) is neuroloog in Zuyderland Medisch Centrum Sittard-Geleen. Zijn favoriete pil: Ludwig Wittgenstein. Het heilige moeten van de Britse filosoof Ray Monk.

Tekst: Frank van Kolfschooten | Beeld: John Peters

 

“Een schitterend geschreven boek dat een blijvende indruk op mij heeft gemaakt”, noemt de Geleense neuroloog Peter van Domburg de biografie over de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein Het heilige moeten. “Het boek mag met ruim 600 pagina’s met recht een pil worden genoemd, maar is goed te verteren omdat de auteur een vlotte pen heeft, die zich leent voor moeilijke materie. Ray Monk laat zien hoe Wittgensteins persoonlijke leven verweven was met wat hij onder woorden probeerde te brengen. Als je het boek uit hebt, heb je het idee dat je Wittgenstein volkomen begrijpt en zijn geschriften niet eens meer hoeft te lezen.”

09-2015p067bWat Van Domburg aanspreekt in Wittgenstein is dat hij vond dat filosofie niet bij woorden moet blijven, maar dat je het in praktijk moet brengen. “Hij is bijvoorbeeld onderwijzer geweest en heeft ook in een ziekenhuis gewerkt. Daar was hij verantwoordelijk voor de verdeling van de medicijnen. Hij kwam tot de conclusie dat hij zelf elke pil bij de juiste persoon moest brengen, omdat er anders te veel kans op misverstanden bestond. Tegenwoordig hebben we daar zeer ingewikkelde computersystemen voor, die bijna dagelijks knelpunten laten zien.”

Veel van Wittgensteins denkbeelden over taal en communicatie en de beperkingen daarvan, zijn volgens Van Domburg van toepassing op onze gezondheidszorg. “We worden, zoals de titel zegt, gedreven door een ‘heilig moeten’ en bedenken allerlei systemen – het lijken vaak rituelen – om de kwaliteit van zorg te verbeteren, terwijl die niet zelden enkel leiden tot een toename van ruis.”

Bij een gesprek met een patiënt past weer een ander taalspel

Van Domburg denkt met regelmaat aan Wittgensteins denkbeelden over zogenaamde taalspelen, die per situatie kunnen verschillen. “Als ik op mijn werk iets overdraag aan een verpleegkundige of een collega, dan moet ik me realiseren dat ik bezig ben met een overdracht en niet met het voortzetten van de behandeling. En bij een gesprek met een patiënt past weer een ander taalspel.”

Wittgenstein was aan het einde van zijn leven sceptisch over de mogelijkheden om zaken goed over te brengen via taal, door het bestaan van nuanceverschillen. Dat ervaart Van Domburg ook in zijn relatie met patiënten. “Achteraf heb ik soms het idee dat ik het net iets anders had moeten formuleren. Ik moet patiënten ook nogal eens teleurstellen met prognoses over de ontwikkeling van hun gezondheid omdat onze kennis vaak over de gemiddelde patiënt gaat en niet over het individu.”

Delen