Mee met een mobiel sportmedisch team

reportage / Paraat bij de piste

Terwijl de beste baanwielrenners van de wereld met ongekende snelheden over de hellende velodroombaan razen, staat het team dat medische ondersteuning biedt op scherp.

“Eerder deze week viel een Ierse baanwielrenster tijdens de teamsprint. Daarna werd ze door twee teamgenoten overreden.” Guusje Vrehen (57) kijkt naar de baan van het Omni­sportcentrum in Apeldoorn, waar op deze zaterdag in januari de Europese Kampioenschappen baanwielrennen in volle gang zijn. “Het had een groot drama kunnen worden, maar gelukkig is het goed afgelopen.”

Vrehen is verpleegkundig specialist orthopedie en sporttraumatologie en oprichter van de stichting Sportdokters (zie kader). Tijdens dit EK in Apeldoorn, dat vier dagen beslaat, is ze hier met een team van elf zorgverleners die hulp bieden bij valpartijen en andere calamiteiten. Ze zijn op alles voorbereid, en dat is nodig, ook als je bedenkt dat de beste baansprinters ter wereld tot wel 80 kilometer per uur kunnen halen op de wielerpiste. Maar Sportdokters is er niet alleen voor de renners, benadrukt Vrehen. “Er staan ook EHBO’ers van ons paraat op de tribunes voor het geval er met een toeschouwer iets gebeurt.”

Beeld Maarten Boersema | Jelle Posthuma en verpleegkundige en oprichter van Sportdokters Guusje Vrehen
Beeld Maarten Boersema | Jeffrey Hoogland in actie

Ruimschoots voor aanvang van de eerste wedstrijd komt het team bijeen voor een briefing, zodat iedereen van elkaar weet wie waar is en wat moet doen bij een calamiteit. Op het terrein in het midden van de velodroom zijn de ‘sportdokters’ te herkennen aan hun gele polo’s. Bij de opgang en afgang van de baan staat een duo of trio met brancard. In een gele tent, die dienstdoet als medische unit, staan medici gereed om meteen te kunnen helpen in geval van nood. De unit is volledig advanced (trauma) life support uitgerust.

Dumoulin en Kruiswijk

Een van de hulpverleners die Vrehen vandaag bijstaat, is de 33-jarige Jelle Posthuma. Hij rondde onlangs zijn op­leiding tot traumachirurg af en is op 1 april gestart als traumachirurg in het Flevoziekenhuis in Almere. “Ik ben zelf op semiprofessioneel niveau wielrenner geweest”, vertelt Posthuma. “In de jeugd reed ik met jongens als Tom Dumoulin en Stefan Kruiswijk, maar ik raakte geblesseerd en kreeg last van een beknelde liesslagader, iets wat vaker voorkomt bij wiel­renners. Uiteindelijk kon ik daardoor niet meer mee op het hoogste niveau en ben ik gestopt.”

Het wielertalent besloot geneeskunde te gaan studeren, want, zo zegt Postuma zelf, het lichaam was het enige waar hij een beetje verstand van had. “Ik heb promotieonderzoek gedaan naar de blessure die ik had. Daarmee wilde ik ervoor zorgen dat de generatie van nu niet tegen hetzelfde onbegrip aan zou lopen als ik toen ik die blessure opliep.”

Verpleegkundige Menno van Lochem

Aan de specifieke kennis die hij over deze blessure vergaarde, heeft de trauma­chirurg deze avond weinig, maar aan zijn topsportervaring des te meer. “In de opleiding leer je bijvoorbeeld dat een fietser meteen naar het ziekenhuis moet bij een val met een snelheid van meer dan dertig kilometer per uur. Maar renners die in koers vallen, willen meestal helemaal niet naar een arts. Ze willen maar één ding: de wedstrijd uitrijden. Met mijn verleden als topsporter snap ik dat. Daarom zoek ik naar een balans tussen wat kan en wat verantwoord is.” Om daaraan toe te voegen: “Uiteraard handelen we daarbij volgens protocollen die door overkoepelende organisaties zijn opgelegd.”

Zo’n drie jaar geleden raakte Posthuma betrokken bij Sportdokters. “Ik heb zo’n passie voor sport dat ik hiervoor graag vrije dagen en zelfs vakantiedagen op­offer. Dat geldt trouwens voor iedereen bij de stichting. We doen dit werk vrijwillig en krijgen alleen een kleine onkostenvergoeding. Als ik voor mezelf spreek, geldt dat ik hier ervaring opdoe die ik in het ziekenhuis niet kan opdoen.” De traumachirurg wijst naar een groepje renners een eindje verderop: “En wat te denken van de kick die het geeft om toppers als Harrie Lavreysen en Lotte Kopecky van zo dichtbij te zien racen.”

Coschappen

Op het middenterrein maken Lavreysen en Jeffrey Hoogland zich klaar voor een onderlinge krachtmeting in de halve finale van het sprinttoernooi. Voor renster Kyra Lamberink zit het toernooi er op dat moment al op. Ze wist de finale van de tijdrit op de vijfhonderd meter niet te halen. Posthuma spreekt haar aan na de race en vraagt grappend wanneer ze coschappen bij hem komt lopen. Lamberink studeert namelijk geneeskunde. Ze glimlacht. “Dat duurt nog wel even.” Een paar minuten later vertelt ze desgevraagd dat ze wel overeenkomsten ziet tussen baanwielrennen en haar studie. “Op de fiets probeer ik mezelf steeds weer te verbeteren. En in de geneeskunde wil ik ook van alles uitzoeken om tot verbetering te kunnen komen.”

Beeld Maarten Boersema | Lotte Kopecky bereidt zich voor op races
Beeld Maarten Boersema | Harrie Lavreysen in gesprek met coach Hugo Haak

Achter Lamberink komen Hoogland en Lavreysen in beweging voor hun onderlinge strijd. Die laatste blijkt de sterkste. Ook in de finale, later op de avond, komt Lavreysen met oppermacht als eerste over de streep. Alle baanwielrenners blijven vandaag op hun fiets zitten en dus hoeft het team van Sportdokters niet in actie te komen. Maar dat kan bij een volgend wieler­evenement zo maar weer anders zijn. “Laatst kreeg ik een bericht van een gravelbiker, die ons bedankte”, zegt Vrehen. “Hij was in koers gestoken door een insect en kreeg een heftige aller­gische reactie. Het was ver bij grote wegen vandaan en als er niemand van ons team in de buurt was geweest, had hij het waarschijnlijk niet kunnen navertellen.”

Sportdokters

In 2017 heeft Guusje Vrehen, die zelf in het verleden ook op hoog niveau heeft gekoerst, stichting Sportdokters opgericht, omdat ze van dichtbij zag dat medische zorg bij sportevenementen van levensbelang kan zijn. Én tege­lijkertijd dat die zorg vaak het sluitstuk op de begroting van de organisatie is. “Bij veel grote sport­evenementen was het in het verleden voldoende als er simpelweg een arts in de buurt was. Vaak waren dat artsen met weinig tot geen ervaring met trauma’s die kunnen ontstaan tijdens wedstrijden.” Vrehen ziet dat nu wel veranderen, mede dankzij de introductie van een zogenaamde veldnorm evenementenzorg. Daarin staat omschreven welke zorgniveaus bij welke evenementen moeten worden ingezet.

Sportdokters is sinds de start enorm gegroeid. “We beschikken over een breed scala aan medische middelen en materialen en een groot aantal voertuigen. Van ambulances en motoren tot mountainbikes en een kajak. En we hebben nu bijna driehonderd leden die we kunnen inzetten bij nationale en internationale sportevenementen. Dat zijn artsen en andere professionals uit verschillende disciplines. Verpleegkundigen en EHBO’ers leiden we intern verder op binnen de tak van sport waarin zij zich willen specialiseren.”

Delen