Verlangen naar het verleden

nostalgie / "Leve de volzinnen"

Nee, vroeger was niet alles beter. Maar stel, zo luidde de oproep in Arts en Auto 09, dat u één ding zou kunnen terughalen uit het verleden dat uw werk in de zorg anno 2023 makkelijker, leuker of beter zou maken: wat zou dat dan zijn? Diverse collega’s deelden hun verlangen naar vroeger.

Adriaan Stoltenkamp, fysio-/manueeltherapeut:

Fysiotechniek

Tijdens het starten van mijn studie fysiotherapie in 1974 waren de drie belangrijkste pijlers: de oefentherapie, de massage en de fysiotechniek. Vooral het laatste vak was nog volledig in ontwikkeling. Het betrof de toepassing van fysische prikkels met een therapeutisch doel, waarbij de prikkels van thermische, mechanische en elektrische aard kunnen zijn. Ook lichtprikkels vielen hieronder, opgewekt door ingenieus ontworpen apparaten. Mede door de prachtige publicaties (naar nu blijkt niet wetenschappelijk onderbouwd) werd het beeld voorgeschoteld dat bij elke aandoening de klachten zouden verdwijnen als sneeuw voor de zon.

In de jonge beroepsgroep werd hevig gediscussieerd of je bij een pathologie gebruik moest maken van hoogfrequente therapie (ultrakorte golf, radar, 69-cm golf). Als kers op de taart werd de discussie nog bemoeilijkt of je moest kiezen tussen continue ultrakortegolf of pulserend (curapuls). Bij de elektrotherapie (galvanische-, diadynamische stroom, interferentie, stroomvorm van Träbert) waren er verschillende standpunten over welke applicatie te kiezen en of er gebruik moest worden gemaakt van segmentale voorbehandeling. Door de professionalisering en wetenschappelijke onderbouwing (richtlijnen) verdween de fysiotechniek weer naar de achtergrond.

Toch zien we heden ten dage nieuwe technieken (shockwave, percutane electrolyse, extracorporeale magneto transductietherapie) weer in de ‘fysiotherapeutische wereld’ verschijnen. Misschien dat de oude reclameslogans uit de jaren zestig weer gebruikt kunnen worden: “Fysiotherapeut gespecialiseerd in de Fysiotechniek”. Ik heb de bijpassende witte jas nog op zolder liggen en kan dus zo aan de slag. De fysiotechniek gaf ook wel een bepaald cachet aan het vak.


Odette Schouten (54), huisarts en NHG-kaderarts Supervisie en Coaching:

Eenvoud

Vroeger is voorbij is een van de liedjes van Stef Bos. Nostalgie is voor mij vaak voelbaar in muziek of liedteksten en het verlangen naar vroeger zet mij bij het luisteren dan even terug in de tijd. Waar dit verlangen dan over gaat? Over de eenvoud en de ongecompliceerdheid van het leven van vroeger. De studie geneeskunde die naadloos leek over te gaan in een van de mooiste beroepen die er zijn, dat van huisarts. De groene kaart die natuurlijk verre van praktisch was en in 25 jaar is geëvolueerd tot een complex geheel van automatisering en afvinklijsten. De eenvoud van de consulten waarbij de patiënt nog aannam wat je als dokter vertelde en niet wilde weten of het waar is wat ‘dokter Google’ beweert. Het overzichtelijke geheel van ziektebeelden en de beperkte mogelijkheden van het diagnostisch onderzoek.

De dynamiek in de spreekkamer was anders. Maar was het toen echt allemaal beter? Wat betekent nostalgie eigenlijk letterlijk? Het terugverlangen naar ‘pijn, lijden en droefheid’. ‘Is dit nu later?’ vraagt dezelfde zanger zich ook af. ‘Een diploma vol met leugens…’

Het leven is veranderd, de patiënt is meeveranderd en als dokter ben ik dat ook. Wat voor mij helpt, is blijven luisteren naar mijn verlangen, op zoek gaan naar de eenvoud in het contact met degene die tegenover mij zit. Het terugbrengen van de complexiteit zorgt ervoor dat ik het plezier kan blijven vasthouden in mijn werk als huisarts, het mooiste beroep dat er bestaat.


Falco Hietbrink (42), traumachirurg:

Ver-BolPuntCom-ing

In Nederland is de levensverwachting exponentieel gestegen, mede doordat de mogelijkheden in de medische wereld een vogelvlucht hebben genomen. Kennisoverdracht gebeurt snel door de verbondenheid in de wereld en nieuwe technologie zorgt voor een grote toename in (operatieve) behandelstrategieën. In mijn vakgebied is onder patiënten de sterfte met 75 procent afgenomen en is de kans op sommige complicaties van 40 naar 0,3 procent gedaald. Ontwikkelingen om trots op te zijn.

Bovendien zorgt technologie voor laagdrempelig overleg en kan door adequate verslaglegging in een elektronisch dossier een patiënt door verschillende professionals worden behandeld. Dit zorgt ervoor dat ‘de dokter’ misbaar is geworden en er voor die dokter een betere work-life balance kan ontstaan. Het werk is een roeping, niet een identiteit.

Hoe anders is de uitwerking van diezelfde technologie op het vertrouwen in en de autonomie van de arts? Een voorgesteld beleid wordt op (soms dubieuze) internetsites gecontroleerd. En door de ver-BolPuntCom-ing is bedreiging aan de orde van de dag nu men steeds meer denkt dat het leven maakbaar is.

Als gevolg van wantrouwen dringt men aan op transparantie en daarmee op verantwoording vooraf bij bestuurders. De arts kan beleid op patiënt- en organisatieniveau steeds minder vormgeven, maar wordt er wel op afgerekend. Zo ontstaat morele uitputting.

Dus laten we proberen om te buigen wat de uitoefening van ons vak langzaam kapotmaakt en voor leegloop in de zorg zorgt: toenemende controledrang en wantrouwen. Laten we vooral omarmen wat er steeds beter gaat en genieten van de fantastische aspecten van het artsenvak.


Barbara Bruckwilder (47), eerstelijns-ergotherapeut en RGM-practitioner:

Inklokken

Vroeger werkte ik als ergotherapeut in een verpleeghuis in de Haagse Schilderswijk. Een fantastisch uitnodigend huis waarbij het altijd rook naar lekker eten, en je kon genieten van muziek van de hele wereld.

Ik ben ervan overtuigd dat iedereen die in de zorg werkt, dat doet met een passie voor mensen en een passie voor helpen en verzorgen. Ik had destijds een contract voor 20 uur. De ene week werkte ik een kwartiertje langer, de andere week een half uurtje korter. Of andersom. Kwam er op vrijdagmiddag een nieuwe bewoner binnen, dan werkte ik door om diegene een passende rolstoel te geven, zodat hij of zij het weekend door kon komen.

Totdat ONS kwam, een registratiesysteem. Daarmee moesten we inklokken zoals in een fabriek. Ik zette de computer aan en klokte in: 8.30 of 9.15 of 8.50. In de middag klokte ik uit: 16.45 of 17.30 of 17.10. De klok berekende de gewerkte minuten. De minminuten, maar wat erger bleek, óók de plusminuten. In de praktijk liepen de overgewerkte minuten op tot uren. Zo ontstond de ‘compensatietijd’.

Van hogerhand werd opgeroepen deze uren op te nemen of te laten uitbetalen. En dat zorgde voor een dilemma. Want zou ik de overuren laten uitbetalen, dan kreeg ik er slechts de helft van mijn uurloon voor. Maar zou ik vrij nemen, dan was dat weliswaar fijn voor het thuisfront, maar een drama voor de bewoners en collega’s.

Draai de tijd terug naar vertrouwen in werknemers, zodat zij met passie kunnen werken. Want ik werkte niet meer voor hen, de bewoners en mijn collega’s. Ik werkte voor ONS.


Johan Allard (68), parttime midcomplex ambulanceverpleegkundige:

Buitenlucht

Toen ik in 1977 startte met de inservice­opleiding tot verpleegkundige A in het St. Elisabeths of Groote Gasthuis in Haarlem konden op de patiëntenzalen en -kamers de schuifdeuren open, zodat er frisse lucht naar binnen kon stromen. Dat bracht meestal een opmerkelijk goed gevoel teweeg bij de patiënten. Maar vanwege energiezuinige doeleinden en ‘gezonde’ luchtcirculatiesystemen bestaan de schuifdeur en het openslaande raam niet meer.

In de jaren 80 van de vorige eeuw wandelde ik als ic-verpleegkundige soms met een beademde patiënt in de rolstoel door de toenmalige tuin van het VU-ziekenhuis. Dat bracht de patiënt zichtbaar veel goeds, in lichamelijk en geestelijk opzicht. Ook nu, in 2023, slaakt de patiënt een diepe zucht met de woorden ‘eindelijk frisse lucht’, als ik – inmiddels midcomplex ambulanceverpleegkundige – hem of haar vanuit het ziekenhuis overbreng naar de ambulance om deze persoon te begeleiden naar een (tijdelijk) andere bestemming.

Buitenlucht dus graag weer terug in het ziekenhuis omdat het in mijn optiek een mogelijk ‘genezend effect’ zou kunnen hebben. Bovendien maakt het de zorg anno 2023 wellicht beter en zeker leuker. In het Rijnstate ziekenhuis in Arnhem heeft in juni van dit jaar een ‘openlucht-ic’ gestalte gekregen, dus het kan!


Loes Swaan (61), revalidatiearts:

Mooie volzinnen

Hoewel ik regelmatig ruzie heb met ons EPD verlang ik niet terug naar het papieren dossier. Daarvoor biedt het EPD toch te veel voordelen. En met twee vingers kan ik best snel typen, dat is het ook niet. Maar wat ik echt mis, is het dicteren van een brief, in volzinnen, en dat een typist daar dan een mooie brief van maakt. Als AGNIO interne geneeskunde maakte ik in 1987 kennis met het fenomeen dicteren. ‘Brief aan huisarts X over mevrouw Y, met kopie aan specialist Z’. Het vergde enige oefening. Van te veel ‘o nee, dit niet hier, even terug naar het kopje anamnese’, werden de typistes niet blij. Maar als je het sja­bloon eenmaal goed in je hoofd had, ging het snel en makkelijk. Als een kant ervan vol was, ging het cassettebandje met een stapeltje papieren dossiers met een dik elastiek eromheen naar de typiste. Die stapel met een bandje eraan vast geclipt, had wel een nadeel: het bandje kon losraken. Dat was een ramp, want  alles wat ik uit mijn brein had gewist, moest opnieuw opgeroepen worden.

Net als nu bij een computerstoring waarbij het zorgvuldig getypte verslag niet is opgeslagen maar verdwijnt in cyberspace. Hoe elektronisch gemaakte brieven eruit zien, weten we allemaal: vol afkortingen en in een soort steno dat waarschijnlijk heel duidelijk is voor de schrijver, maar niet voor de geadresseerde voor wie het is bedoeld. Dus leve de mooie volzinnen!


Marijn Houwert (41), traumachirurg:

Documenteren

‘C/ Zie X. B/OK. Complicaties en herstel besproken.’ Dit geheimschrift was aanleiding voor een willekeurige operatie aan een willekeurig gebroken bot. Welke operatie? Het zou een gebroken enkel kunnen zijn. Het had ook zomaar een gebroken pols kunnen zijn. Kortom: je kon er alle kanten mee op. De duur van het tikken was wellicht twintig seconden. Wat overigens niks zegt over de duur van het gesprek met en de voorlichting aan de patiënt.

In de huidige tijd kom ik met 300 woorden nauwelijks uit als ik een operatie wil documenteren. Daarna moet ik 621 vinkjes aankruisen in het EPD. Ik wil en zal u daar niet mee vermoeien. Mijn netto gesprekstijd met de patiënt is overigens exact hetzelfde als tien jaar geleden, maar het consult duurt tegenwoordig wel tien minuten langer. Hoe zou dat komen?

C/ Vroeger beter. B/ Beknopter documenteren.


Het ziekenfonds

Gerie van de Vlekkert (62), (psycho)somatisch oefentherapeut:

In 1982 kon ik als net afgestudeerd oefentherapeut zelfstandig bij een collega aan de slag. In een knusse praktijk, met één behandelruimte, gewoon aan huis. Patiëntgegevens en behandelingen bijhouden deed je toen op een dubbelgevouwen kaart. Iedere patiënt had een verwijzing en die stopte je ertussen. 

Elke maand declareerde je bij twee ziekenfondsen en bij een paar particulieren. Heel overzichtelijk. Voor de ziekenfondsdeclaratie had je doorslagvellen. Je schreef ziekenfondsnummer, naam en geboortedatum op, noteerde het aantal behandelingen en telde alle bedragen bij elkaar op. Alle tarieven waren hetzelfde. De vellen verstuurde je per post. Het ziekenfonds betaalde bijna altijd zonder afwijzingen uit. Diagnosecodes kenden we niet.

Verlang ik daarnaar terug? Nee, maar wél naar de achttien behandelingen waar iedereen recht op had zonder eigen risico. Naar ruim de tijd hebben om een klacht goed te doorgronden. Naar geen gedoe met verschillende polissen bij verschillende zorgverzekeraars, met allemaal eigen tarieven en contracten. Ik verlang terug naar de tijd waarin patiënten niet (hoeven) komen met een te kleine aanvullende polis, dat ze niet kunnen bijbetalen of helemaal niet kunnen starten omdat ze geen aanvullende verzekering hebben. Iedereen een vast aantal afspraken uit het ziekenfonds, dat was toch wel heel relaxed. 

Het is nu beter, of toch niet?

Ook op LinkedIn reageerden de nodige zorgprofessionals op de oproep van Arts en Auto. Zo had radioloog (n.p.) Sietske Rozie ‘de pre-marktwerkingstijd’ wel willen meemaken, terwijl GZ-psycholoog Bea Jansen terugverlangt naar ‘significant minder administratie’.

Huisarts Heleen Nesse-Sijtsema zou terug willen naar de tijd waarin ze gewoon een recept naar de apotheker kon sturen voor een urinekatheter en inbrengset, ‘en dat die dan dezelfde dag geleverd werden’. Apotheker Nitika Chouhan kon in die periode de geneesmiddelentekorten nog tellen op één hand. Nu heeft ze aan alle vingers en tenen niet genoeg: “Waar ik me vroeger veel zorgen maakte om een handvol patiënten, maak ik me nu elke dag enorm veel zorgen over heel veel patiënten.”

Klinisch psycholoog Dinet Koopman komt uit de tijd ‘dat er nog echt privacy voor cliënten was, collega’s (Toetsingscommissie) toetsten en het zorgkantoor uitbetaalde’. “Geen omzetplafonds ook”, schrijft ze. “Dat was echt wel beter. Ik hoefde nooit iemand teleur te stellen wegens geen budget of geen contract met jouw verzekeraar.”

Maar er zijn ook zorgprofessionals die niet terugverlangen naar het verleden, zoals psychiater Remke van Staveren, die bij BuurtzorgT eindelijk kan doen waarvoor ze is opgeleid: “We werken vanuit vertrouwen, geen controlerende macht boven ons. In plaats van intakes en administratie geef ik nu therapie en help ik mensen herstellen. Kortom: nu is beter, veel beter zelfs.”

Delen