Slaapproblemen

 

Özcan Akyol (1984) schreef de bestseller Eus. In februari verscheen Turis. Akyol schrijft verder columns voor verschillende dagbladen en tijdschriften en is veelvuldig op tv te zien als opiniemaker.

 

 

We hebben sinds kort een baby. Onze dierbaren vragen tijdens de kraamvisite meewarig of we wel voldoende slapen, want de meesten weten uit eigen ervaring dat een pasgeboren kind, ondanks de sensatie en het geluk, ook voor slopende nachten zorgt. Maar voor mij vormen de rusteloze nachten geen probleem, in die zin dat ik al vanaf mijn jongste jeugd een slaapstoornis heb, eentje die ervoor zorgt dat ik nooit meer dan vier uur per nacht slaap.

Ik heb de afgelopen jaren veel specialisten bezocht, ik begon bij mijn huisarts en eindigde bij een psychiater. Tussendoor bivakkeerde ik twee afzonderlijke nachten bij de deskundigen van een slaapwaakcentrum, maar tot duidelijke en behandelbare diagnoses heeft dat nooit geleid.

Het enige wat me werd verteld, is dat ik verhoogde bewustzijnsprikkels heb, vooral tijdens mijn remslaap. Vervolgens werden allerlei suggesties gedaan, iedereen had zijn eigen ideeën over mijn kwaal. Hoewel ik me al lang had neergelegd bij het feit dat ik de rest van mijn leven slaapmedicatie moest slikken, wilden de artsen daar aanvankelijk niets van weten.

Zij erkenden weliswaar dat Flunitrazepam en Oxazepam niet hun effect misten – ik was inmiddels fan – maar zij beoordeelden deze middelen als tijdelijke bestrijding van mijn ziektebeeld. Er moest een duurzame oplossing komen, iets wat er definitief voor zou zorgen dat ik elke nacht minimaal acht uur ging slapen.

De gekste zaken passeerden de revue

In mijn puberteit heb ik nog veel meer moeten proberen: yogalessen en meditatiecursussen. Ik ben naar psychologen en voodoovrouwtjes gestuurd en naar een klooster, iets buiten mijn woonplaats, om met de monniken zwijgzaam cirkels te lopen in een tochtige ruimte.

Ook dat mocht allemaal niet baten. Ik bleef last houden van mijn slaapprobleem. Af en toe besloot de huisarts dat ik het weer een poos zonder medicatie moest proberen, maar in die periodes kon ik de slaap hélemaal niet meer vatten – het euvel had toen ook zijn weerslag op mijn dagelijks functioneren. Ondertussen bleven de knappe knoppen, goed bedoeld, met diagnoses strooien; de gekste zaken passeerden de revue. De een riep dat ik een angststoornis had, een ander bedacht een milde vorm van narcisme. Ze zochten ook allemaal ijverig naar een trauma. Helaas konden ze dat niet vinden. Ik schokschouderde bij de zoveelste keer dat me een of andere afwijking werd aangepraat. Zolang ze mijn medicijnen maar voorschreven, zag ik geen enkel probleem. Ze deden hun best maar.

Inmiddels zijn we ruim vijftien jaar verder. Al die tijd heb ik met verschillende pammetjes geslapen. Ik heb vaak geprobeerd om af te kicken, met oprechte intenties wilde ik stoppen met die troep, maar die ambitie zorgde ervoor dat ik soms niet verder kwam dan anderhalf uur slaap per nacht, met als gevolg dat ik niet meer kon studeren, werken en later schrijven. Veel medici die ik tegenkwam, wilden zich niet neerleggen bij mijn slaapstoornis, of eigenlijk hekelden ze het idee dat ik voor altijd pillen zou moeten slikken. Maar van lieverlee hebben ook zij zich overgegeven. Er is gewoon geen oplossing voor mijn probleem. Is dat erg? Ik vind van niet. Misschien moeten we ons soms gewoon neerleggen bij het feit dat er niet voor elk ziektebeeld een oplossing bestaat. Bovendien is zo’n slaapstoornis wel handig: als de baby huilt, kan mijn vriendin lekker blijven liggen. Ik waak over hen.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor.

 

 

Delen