Strijdend ten onder

De onvergetelijke patiënt van internist-intensivist Lilian Dawson was een collega.

Tekst: Lilian Dawson | Illustratie: Marcel Leuning

Het is vrijdagmiddag 13.00 uur, het begin van mijn weekenddienst. Tijdens de overdracht hoor ik dat een 42-jarige vrouw zojuist met een cholangitis is opgenomen. Met antibiotica en vasopressie is zij hemodynamisch stabiel. Wij kennen haar als aios van jaren geleden. Intussen is zij huisarts en moeder van twee kinderen. Twee jaar geleden is zij geopereerd aan een cholangiocarcinoom en ze wordt nu vanwege een recidief behandeld met palliatieve chemotherapie. Zij heeft nog geen behandelbeperking. 

Na de overdracht ga ik naar haar toe. Heel resoluut zegt ze tegen mij dat ze wil dat alles wordt gedaan: “Al is het voor nog maar een week met mijn kinderen.” 

Die middag bespreken wij multidisciplinair of drainage een optie is en wordt zij aangemeld in het spoedprogramma voor drainplaatsing via een beperkte incisie. Begin van de avond wordt duidelijk dat de ingreep helaas niet door kan gaan. Zij vertelt mij dat haar man in het buitenland is en later die avond naar het ziekenhuis komt. “Is het een idee dat je kinderen langskomen?”, vraag ik. Even later hoor ik blije stemmetjes. Twee prachtige kinderen van 5 en 7 jaar oud zitten in hun pyjama bij mamma in bed. “Dit zijn mijn allerliefste en knapste kindertjes. Stel je netjes aan de dokter voor”, is haar opdracht. De volgende dag al heel vroeg wordt zij door haar twee zussen gewassen. Ze moet immers ‘schoon’ de operatie in. Zij vertelt mij dat ze de zorg van de kinderen nu volledig aan haar man heeft overgedragen. 

‘Al is het voor nog maar een week met mijn kinderen’

De drain wordt operatief geplaatst en zij komt in stabiele toestand aan de beademing terug op de ic. De beademingsbuis wordt verwijderd omdat ze goed wakker is. Enkele uren later zegt ze: “Het gaat niet goed!” Ze heeft plots hevige pijn in de buik, is klam en in shock. Ik zie ‘doodsangst’ in haar ogen. Op mijn vraag of ik de familie moet bellen, schudt zij met haar hoofd. “NEE!” Ze krijgt morfine toegediend en ik besluit haar ter palliatie te intuberen. Terwijl ik het masker met zuurstof over haar mond plaats, kijkt zij mij heel rustig aan en zegt: “Bedankt.” Uren later overlijdt ze in aanwezigheid van haar familie. 

Deze collega als patiënt is als een film in mijn geheugen gegrift. Ik zag en voelde hoe pijnlijk het is als jonge moeder je kinderen te verlaten en dat je juist daarom al strijdend ten onder wilt gaan.

De nabestaanden hebben toestemming gegeven voor publicatie.

Delen