Timing

Goede timing is essentieel voor geslaagde humor. Charlotte van Iperen, internist-hematoloog, drukte een grappenmaker eens met de neus op dat feit.

Tekst: Charlotte van Iperen | Beeld: Marcel Leuning

 

Een jonge patiënt kwam met spoed op mijn spreekuur met beiderzijds dikke benen sedert twee dagen. Er was geen sprake van immobilisatie, de familieanamnese was negatief voor trombose en patiënt gebruikte de pil. Onze immer hulpvaardige radiologen waren direct bereid een echo te maken en zij bleek in beide benen een hoge trombose te hebben. Ik was al zeven jaar perifeer internist en had de diagnose trombose uiteraard al vele keren gesteld, maar dubbelzijdige trombose en ook nog op deze jonge leeftijd was ik nog niet zo vaak tegengekomen. Opname volgde en gezien haar leeftijd (zeventien jaar) kwam zij op een van de adolescentenbedden van de kinderafdeling en niet op mijn ‘eigen’ afdeling Interne Geneeskunde terecht. Als internist bleef ik op de kinderafdeling de hoofdbehandelaar. Dit was de afspraak in het ziekenhuis; het betekende een extra loopje naar de voor ons – internisten – relatief onbekende kinderafdeling. De zorg was er echter wel meer op maat, werd ons door het management verzekerd. De vakgroep zag dit net wat anders, maar een veelvoud aan telefoontjes en de andere gewoontes op de kinderafdeling moesten we maar voor lief nemen.

Verbouwereerd stond ik op om direct de deur weer dicht te duwen

Bij patiënt werd aanvullend onderzoek afgesproken, waaronder een CT-scan, en het antistollingsbeleid werd ingezet. Al snel volgde die week een familiegesprek om het beloop en de uitslagen te bespreken. Patiënt lag in een luxe tweepersoonskamer op het bed aan het raam; het bed ernaast was niet bezet. De kinderverpleegkundige en de moeder flankeerden de verontruste jonge patiënt, die nu weleens wilde weten wat er aan de hand was. Zittend op een wiebelige klapstoel met het, toen nog papieren, dossier op schoot deed ik mijn uiterste best de lastige uitslag (vena cava inferior atresie met collateraalvorming) van de CT-scan aan patiënt en haar moeder uit te leggen. Ineens werd, zonder kloppen, de deur van de kamer opengezwaaid. Daar stond in vol ornaat een clown, met een grijns van oor tot oor en daartussen een grote rode ronde neus. Zijn doel de kinderafdeling op te vrolijken was duidelijk, maar voor ons gezelschap niet heel goed getimed. Verbouwereerd stond ik op om direct de deur weer dicht te duwen, al mompelend dat het niet goed uitkwam. De clown trok een huilgezicht en droop achterwaarts af. Patiënt, haar moeder, de verpleegkundige en ik moesten toch even grinniken. We hoopten maar dat zijn rode neus niet geplet was door de deur.

Iedere medisch professional heeft wel een patiënt (gehad) die hij of zij nooit vergeet. Omdat de omstandigheden zo bijzonder waren, het behandeltraject aangrijpend, of juist omdat zich iets grappigs voordeed in het contact. In deze reeks leest u hun verhalen.

 

Delen