Toen & nu: logopedisten Hélène Mercier en Lotte Hoeben-van Mourik
toen & nu / Hélène Mercier en Lotte Hoeben-van Mourik
In het VvAA-jubileumjaar 2024 brengt Arts en Auto zorgprofessionals van toen en nu samen. Deze keer: logopedisten Hélène Mercier en Lotte Hoeben-van Mourik.
Lotte (25): “Waarom wilde je logopedist worden?”
Hélène (75): “Ik denk omdat ik een gehandicapt jonger broertje had dat niet kon praten. Toen ik een jaar of zeven was, droomde ik drie nachten achter elkaar dat hij weer kon spreken. Ik was dus al heel jong met spraak bezig.”
Lotte: “Omdat ik sliste, ging ik als kind zelf naar een logopedist. Maar het idee om van logopedie mijn werk te maken, kwam pas veel later, tijdens een open dag van zorgopleidingen. Daar ontdekte ik hoe breed het vak eigenlijk is en dat het over veel meer gaat dan alleen praten. Weinig mensen weten dat we als logopedisten bijvoorbeeld ook bezig zijn met gehoor en ademhaling, en dat je kennis moet hebben van neurologische aandoeningen.”
Hélène Mercier (75) studeerde in 1975 af als logopedist. Een jaar later startte ze een eigen praktijk in Achtersloot, een buurtschap bij IJsselstein. In 1980 kwam ze in dienst bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs, De Baanbreker, waar ze tot haar pensioen in 2013 zou blijven werken.
Lotte Hoeben-van Mourik (25) deed mbo Wellness en Lifestyle en hbo Logopedie. De laatste opleiding voltooide ze in november 2022. Sinds 1 september 2024 werkt ze bij Logopedische Praktijk Asten.
Hélène: “Ik ben in 1975 afgestudeerd aan de logopedieopleiding in Utrecht. Dat was toen net een voltijd dagopleiding geworden, opgezet door professor Pieter Damsté en zijn vrouw Tiete, die er directeur was. Zij hebben een belangrijke rol gespeeld in de professionalisering van ons vak. Ik was de enige getrouwde student en toen bleek ik in mijn eerste jaar ook nog zwanger. Dat was echt not done! Hoogzwanger deed ik mijn peuterstage. Ik weet nog dat ik met mijn dikke buik nauwelijks op de kleine stoeltjes kon zitten. Net na het examen in het laatste jaar beviel ik van mijn tweede zoon.”
Lotte: “Wat bijzonder! Tijdens mijn studie raakte ik geïnteresseerd in logopedie voor volwassenen met neurologische aandoeningen. Dat had trouwens ook te maken met een persoonlijke ervaring; ik had van dichtbij meegemaakt hoe groot de impact is als iemand door hersenletsel minder goed kan communiceren.”
Hélène: “Heb je je in de behandeling van volwassenen gespecialiseerd?”
Lotte: “Mijn eindstage deed ik bij een revalidatie-instelling. Daar begeleidde ik onder anderen een patiënt die na een hersenbloeding nauwelijks meer kon praten. Stapje voor stapje konden mijn collega’s en ik haar helpen om haar spraak zodanig te verbeteren dat ze terug kon naar haar baan bij een bank. Dat vond ik echt heel bijzonder. Maar dat vind ik het ook als ik een onzeker kind zie opbloeien nadat het weer met zijn vriendjes kan communiceren. Daarom heb ik toch voor een zelfstandige praktijk gekozen waar ik alle soorten patiënten zie, van jong tot oud.”
Hélène: “In 1976 ben ik met een eigen praktijk gestart. Zoveel logopedisten waren er toen nog niet, dus mijn cliënten kwamen van heinde en verre. En ik ging zelf naar het ziekenhuis om ook daar patiënten te begeleiden. Net als jij vond ik de afwisseling heel leuk. Toch heb ik er vier jaar later voor gekozen in loondienst te gaan werken, bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs (vso, red.) voor zeer moeilijk lerende kinderen, het huidige praktijkonderwijs. Dat had ermee te maken dat ik inmiddels een gescheiden moeder was met twee jonge kinderen. Een vaste baan bood financiële zekerheid.”
Lotte: “Heel begrijpelijk. Ik ben zelf op dit moment zwanger en vind het ook prettig om in loondienst te werken. Misschien dat ik ooit nog een eigen praktijk wil, maar voorlopig zeker niet. Wat deed je als logopedist in het vso allemaal?”
Hélène: “Mijn doel was onze leerlingen zo zelfstandig mogelijk af te leveren in de maatschappij. Door ze te ondersteunen bij de ontwikkeling van hun spraak- en taalvaardigheden natuurlijk, maar ik gaf bijvoorbeeld ook trainingen om de sociale en communicatieve vaardigheden en het zelfvertrouwen van kinderen te versterken. Verder heb ik samen met een collega de Kijkwijzer logopedie ontwikkeld, die leerkrachten gebruiken om communicatieproblemen bij kinderen te signaleren en ze zo nodig door te verwijzen. Daar ben ik nog altijd trots op.”
Lotte: “Als ik kinderen begeleid, heb ik ook contact met hun leerkrachten. Teamwork is heel belangrijk. Met ande-re zorgverleners van volwassenen is er trouwens veel minder contact, terwijl dat eigenlijk wel goed zou zijn. Tijdens mijn opleiding merkte ik dat bijvoorbeeld fysiotherapie meer aanzien heeft dan logopedie. Dat heeft denk ik met onbekendheid te maken. Veel zorgprofessionals weten vermoedelijk niet hoeveel we voor patiënten met neurologische aandoeningen kunnen betekenen.”
Hélène: “Binnen onze school was dat anders, omdat ik onderdeel uitmaakte van het team. Toen ik met pensioen ging, is mijn functie tot mijn verdriet en dat van veel collega’s niet opnieuw ingevuld. In plaats daarvan werden kinderen zo nodig naar logopedisten buiten school verwezen. Voor mijn gevoel was die scheiding van geesten tussen onderwijzend en ondersteunend personeel een stap terug. Want zoals je al zei, kun je juist als team met verschillende expertises het grootste verschil maken voor een kind.”