Twijfelaar

Koen Caris (1988) is theater- en hoorspelschrijver. Afgelopen zomer verscheen zijn lovend ontvangen debuutroman Stenen eten

Tekst: Koen Caris | Beeld: Jelmer de Haas

De praktijk van de psycholoog zat in een chique, stille straat, in een chique, stille wijk. De wachtkamer bood een geruststellend uitzicht op oude bomen en rode dakpandaken.

Ik was naar deze man toegegaan omdat ik twijfelde. Nou had ik altijd veel getwijfeld, over een breed scala aan relevante en minder relevante zaken, maar de laatste maanden begon mijn constante gedub wel erg brutaal een hoofdrol op te eisen. Het onderwerp: mijn beroepskeuze. Al een paar jaar werkte ik als toneelschrijver, met redelijk plezier en succes, toch bleef er een stemmetje zeuren in mijn achterhoofd. Waren er geen belangrijkere dingen die ik met mijn tijd kon doen? En vooral: als dit echt het juiste pad voor mij was, dan zou ik toch überhaupt geen twijfels hebben? Al dat tobben was behoorlijk vermoeiend; ergens half voor gaan, kost meer energie dan er vol in duiken. En het project waar ik eigenlijk mijn tanden in wilde zetten – een roman – bleef almaar liggen.

Grofweg gezegd vallen mijn vrienden in twee groepen uiteen: kunstenaars en dokters. Ik hou van dokters. Omdat mijn eigen werk van zachte competenties aan elkaar hangt, heb ik een voorliefde ontwikkeld voor mensen met veel feitelijke vakkennis. Daarnaast ben ik, als twijfelaar, nogal onder de indruk van daadkracht. Waar kunstenaars eindeloos aanvoelen en aftasten, gaan dokters tot actie over.

‘Mijn constante gedub eiste brutaal een hoofdrol op’

Thuis was de verdeling 50/50: mijn zus is dokter, ik ben schrijver. Lange tijd vond ik het best confronterend om die twee levensinvullingen naast elkaar te zetten: zij redt levens, ik verzin verhaaltjes. Onze moeder, lief en wijs als ze is, zei dan: ‘Dokters redden inderdaad levens, maar kunst maakt het leven de moeite waard.’

Dat was ik natuurlijk roerend met haar eens, toch bleven de twijfels. En zo kwam ik dus bij deze psycholoog terecht. Hij twijfelde nooit, althans niet openlijk. Dat was een van de vele dingen die ik aan hem waardeerde. Hij was ook behoorlijk geduldig. Maar op een herfstige dinsdagochtend, nadat ik een zoveelste sessie vakkundig had geweifeld, was hij het zat. Hij leunde voorover en zei dat ik het, tot zijn spijt, helemaal fout zag. Dat mijn twijfel geen veeg teken was, maar een pré. Dat mijn ambivalentie en vermogen om mezelf van elk standpunt te overtuigen geen indicaties waren dat ik beter ander werk kon zoeken, maar eerder dat ik precies op de juiste plek zat. Voor iemand die probeert met taal de wereld te duiden, opperde hij, is twijfel een conditio sine qua non, zoals daadkracht dat voor dokters is.

Hij had natuurlijk gelijk. Zoals de meeste levensveranderende inzichten was dit zo logisch dat ik er zelf simpelweg nooit aan had gedacht. Terwijl buiten de bomen geruststellend oud stonden te wezen, kantelde binnen stilletjes mijn zelfbeeld. 

Ik weet niet of ik hem destijds heb verteld wat dit voor mij betekende, maar van deze man leerde ik dat je helemaal niet zeker van je zaak hoeft te zijn; je hoeft alleen aan de slag te gaan. Ik verliet zijn spreekkamer en fietste naar huis. En begon eindelijk eens aan die roman.

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen