Wanneer een pilletje een probleem wordt

student / Pep, keta, mdma. Nog altijd blijft de meerderheid ervan af, maar sinds de coronapandemie lijken wel meer studenten drugs te gebruiken. “Níet met het vingertje wijzen, maar zonder oordeel in gesprek.”

Excessiever, grenzelozer. Meerdere drugs door elkaar, elk weekend, een vast onderdeel van de avond.” Dat ziet Valerie Lhoëst om zich heen gebeuren, zo vertelde de rechtenstudent in februari in de podcast Amsterdam Wereldstad. Ze is een van de initiatiefnemers van de campagne ‘Waar trek jij de lijn?’ “Vooral om bewustwording te creëren en het gesprek aan te wakkeren: wat doe je als je ziet dat je vriend of vriendin te vaak gebruikt?”

Toen Valerie middenin de coronacrisis nog bestuurslid was bij U.V.S.V/N.V.V.S.U, sloeg dit Utrechtse studentencorps publiekelijk alarm over het toenemende drugsgebruik onder studenten. Later spraken ook Tilburgse studentenfracties en -verenigingen openlijk hun zorgen uit: “Tegenwoordig zijn drugs meer geaccepteerd en wordt er zonder gêne in het openbaar over gesproken.”

Meer drugs sinds coronacrisis

De lockdowns zouden daar een rol in hebben gespeeld. In het najaar van 2020 hield Lieve Mark – een initiatief van zeven studenten uit Leiden, Delft en Utrecht – een enquête onder hbo- en wo-studenten. Bijna een kwart van 1.249 respondenten gaf aan meer drugs te gebruiken sinds de coronacrisis. Als belangrijkste redenen noemden zij verveling (65 procent), je even beter willen voelen (41 procent) en dat mensen in de omgeving ook meer zijn gaan gebruiken (37 procent).

“Ik vond die cijfers shocking”, zegt Chris Vellenga, student geneeskunde en medeoprichter van Lieve Mark. “Tegelijkertijd was het een bevestiging van wat ik om me heen zag en hoorde. Bij de meeste studentenverenigingen zijn drugs verboden en in de kroeg gebruik je ook niet zo snel, maar dat viel allemaal weg tijdens de lockdowns. Mensen zaten thuis en verveelden zich dood.”

Nu de coronamaatregelen al een tijdje achter ons liggen, zou verveling geen reden meer hoeven zijn om drugs te gebruiken. Toch heeft Chris wel het idee dat er iets is veranderd: “Ik kan niet aantonen dat nu meer studenten drugs gebruiken of dat ze vaker gebruiken, maar de drempel lijkt wel lager te liggen. In elk geval om het over drugsgebruik te hebben. Daar zijn mensen nu veel opener over dan voor corona.”

Niet normaal

Wetenschappelijk medewerker Michelle van der Horst van het Trimbos-instituut gaat niet mee in het frame dat ‘drugs normaal zijn geworden’. “We nemen de signalen van studentenverenigingen en -initiatieven zeer serieus en het is goed dat zij dit onderwerp bespreekbaar maken”, zegt de projectleider Studenten & Middelengebruik. “Maar de keerzijde is wel dat er nu een beeld ontstaat dat alle studenten aan de coke zitten. Dat is niet waar. Het merendeel van de studenten gebruikt níet.”

Tijdens de derde lockdown in 2021 onderzocht het Trimbos-instituut hoe het stond met het middelengebruik van studenten in het hoger onderwijs. Van de ruim 28.000 studenten die deelnamen, gaf 7,4 procent aan in het afgelopen jaar cocaïne te hebben gebruikt. Bij xtc was dat 13,2 procent, bij cannabis 33,5 procent. “Dat is zeker niet niks, maar op basis hiervan kun je niet zeggen dat druggebruik genormaliseerd is”, zegt Van der Horst. Bovendien schuilt er een gevaar in het gebruik van het woordje ‘normaal’. “De stap om zelf te gaan gebruiken, wordt kleiner als je hoort dat ‘iedereen’ het doet. Maar dat is dus níet zo.”

Afgelopen april heeft het Trimbos-instituut dit onderzoek herhaald. Op dit moment analyseren Van der Horst en collega’s de data; in november verschijnen de uitkomsten. “We hopen natuurlijk dat de cijfers nu lager zijn.”

Vluchten

Uit de onderzoeksresultaten uit 2021 blijkt dat studenten in het wetenschappelijk onderwijs vaker drugs gebruiken dan hbo-studenten. Zo snuiven ze vaker coke (9,9 procent versus 5,5 procent in het afgelopen jaar) en slikken ze vaker xtc (17,2 procent versus 10,2 procent). Of (para)medisch studenten vaker of juist minder vaak gebruiken dan niet-zorgstudenten, valt uit het onderzoek niet op te maken.

Marlies de Rond, projectleider en initiatiefnemer van ABS-artsen (steunpunt van de KNMG voor artsen met problematisch middelen­gebruik), schat in dat zij in elk geval niet onder­vertegenwoordigd zullen zijn. “Uit onderzoeken blijkt dat artsen in ver­gelijking met de algemene populatie vaker verdovende middelen gebruiken. Voor geneeskundestudenten, en moge­lijk ook voor studenten van andere medische studies, zijn er bovendien wel wat risicofactoren. Het zijn vaak ijverige studenten met enorm hoge verwachtin­gen van zichzelf. Zeker voor wie een medisch-specialistische opleidingsplek wil bemachtigen, is de druk hoog; je móet presteren. Dan kan een vlucht in verdovende middelen soms aanlokkelijk zijn. En, andere risicofactor, ze hebben eenvoudiger toegang tot medicatie. Dat hebben ze voor, of eigenlijk tegen, op niet-medische studenten.”

ABS-artsen krijgt gemiddeld rond de honderd meldingen per jaar binnen. Ongeveer de helft daarvan komt van mensen die zelf hulp zoeken, de andere helft doet een melding voor iemand uit de omgeving. “Het zijn vaak wat oudere artsen, maar er zitten ook aiossen en studenten tussen.” De KNMG heeft in 2011 het steunpunt ABS-artsen opgezet om bij te dragen aan patiëntveilige zorg en artsen te behouden voor het vak. “Sowieso rust er een taboe op verslaving”, zegt De Rond, “maar voor artsen is er een extra drempel om hulp te zoeken. Ze schamen zich, ze denken: ‘ik zou beter moeten weten’ en ze vrezen voor hun carrière. Maar verslaving is een behandel­bare ziekte die iedereen kan overkomen. De één krijgt rugpijn, de ander raakt opgebrand en weer een ander zoekt zijn toevlucht in middelengebruik.”

Grenzen opzoeken

Nu is het natuurlijk niet zo dat elke student die een pil slikt, verslaafd raakt. “Het is een periode in het leven waarin mensen doorgaans meer experimenteren en grenzen opzoeken”, zegt Van der Horst. “Drugs zijn natuurlijk niet goed voor je, daar wijzen we studenten ook op. Maar voor de meesten blijft het gelukkig bij een experiment of een fase. Het wordt zorgelijk als je niet meer zonder kan. Als je colleges mist omdat je de avond ervoor hebt gebruikt. Of dat je je voorneemt om niet te gebruiken en het dan tóch doet, door groepsdruk of omdat je niet goed in je vel zit.”

De Rond: “Het is niet dat je van het ene op het andere moment verslaafd bent. Dat gaat geleidelijk. Ergens voelen mensen dat vaak zelf wel aan, maar ze ontkennen het, ze duwen het weg, dat is onderdeel van de ziekte, en daarom is het belangrijk dat de omgeving ingrijpt.”

Níet aanspreken

Maar dan moet de omgeving wel weten dat iemand afglijdt. Wat zijn de signalen? “Er is een heel pakket aan aanwijzingen”, zegt De Rond. “Als je ziet dat het gebruik toeneemt, dat er geen rem meer op iemand zit of dat iemand het er vaak over heeft. Je kunt het ook merken doordat iemand minder betrouwbaar wordt, afspraken niet nakomt, er minder verzorgd uitziet en/of lichamelijke klachten krijgt.”

En als je dat soort signalen opmerkt, hoe spreek je iemand dan aan? “Je moet iemand níet aanspreken”, corrigeert De Rond die vraag. “Níet met het vingertje wijzen, maar zonder oordeel met iemand in gesprek gaan. Dus niet: ‘Volgens mij heb jij een verslavingsprobleem’, maar: ‘Hoe gaat het met je? Het valt me op dat…’ En dan is het belangrijk dat je met feiten komt, dat je objectief kunt aangeven: ‘Een half jaar geleden nam je alleen in het weekend af en toe pil. Nu ook doordeweeks en altijd meer dan één.’ Bij zo’n open gesprek kan iemand zich alsnog afsluiten, dat hoort bij de ziekte, maar probeer het dan op een ander moment nog een keer bespreekbaar te maken en/of zoek hulp.”

Steun en advies

ABS-artsen biedt vertrouwelijke hulp, advies, begeleiding en/of monitoring. Aan artsen (in opleiding) en hun omgeving, maar ook aan andere zorgprofessionals en (para)medisch studenten. “We willen graag verbreden”, zegt De Rond. “De naam is nog ABS-artsen, maar ook nu al mogen alle (para)medisch studen­ten die zich zorgen maken over problematisch middelengebruik, bij zichzelf of een ander, contact opnemen.” Dat kan via abs-artsen.nl of 0900-0168.

Delen