‘We hielden spreekuur in het lokale café’

100 jaar / Johan Oosterheert, voormalig tandarts

Beeld De Beeldredaktie/Anjo de Haan | Johan Oosterheert, voormalig tandarts

Johan Oosterheert had samen met zijn vrouw 34 jaar een tandartspraktijk aan huis. Op 26 juni wordt hij 100 jaar.

Vanuit hun ruime appar­tement op de derde verdieping kijken Johan Oosterheert zijn vrouw Lenie (94) — ze wonen nog altijd zelfstandig — uit over het centrum van Stadskanaal, de plaats waar ze van 1954 tot 1988 een tandartspraktijk aan huis hadden. Inmiddels werken er meer dan tien tandartsen in de gemeente, maar als Johan er begint, is hij de tweede in het dorp.

“De enige andere was mevrouw Rietema”, vertelt hij. “Haar man was ook tandarts geweest. Toen wij in Stadskanaal kwamen, runde ze haar praktijk al jaren alleen. Best bijzonder in de jaren ’50. In haar eentje kon ze de toestroom van patiënten niet aan. Bij gebrek aan capaciteit trok de huisarts ook kiezen. Dus mijn wachtkamer zat vanaf de eerste dag vol.” 

Een kast vol protheses

Johan groeit op in de naburige gemeente Ter Apel, als jongste van zeven kinderen. Zijn vader, predikant, stimuleert hem om te gaan studeren. Hij kiest voor tandheelkunde. “Ik knutselde graag”, zegt hij. “En ik vond het werk van onze eigen tandarts heel interessant. Overigens raadde die me af om in zijn voetsporen te treden. ‘Dat wordt armoede lijden’, waarschuwde hij.”

Door de oorlog kan Johan pas in 1946 met zijn studie starten. “In die tijd was er alleen een opleiding in Utrecht. De eerste dagen dwaalde ik verdwaasd door de binnenstad. Na vijf jaar bezetting voelde het onwerkelijk om in vrijheid te kunnen rondlopen.”

Twee jaar later, tijdens een bijeenkomst van een politieke jeugdvereniging, leert hij Lenie kennen, die dan op de kweekschool zit. Behalve Johannes’ 100e verjaardag viert het stel dit jaar nog een bijzonder jubileum: ze zijn inmiddels 70 jaar getrouwd. 

‘In Oost-Groningen zijn de mensen recht door zee. Niet zo kleinzerig ook, en dankbaar voor de hulp die ze krijgen’

Op zoek naar een eigen praktijk belanden Johan en zijn vrouw in Stads­kanaal. Het idee is om daar een paar jaar te blijven en dan terug te gaan naar Utrecht, waar Lenie vandaan komt. Maar vanaf dag één voelen ze zich thuis in Oost-Groningen. De mensen zijn er recht door zee. Niet zo kleinzerig ook, en dankbaar voor de hulp die ze krijgen. “In het begin hadden we alleen inloopspreekuren. Dan moesten patiënten soms heel lang wachten. Maar ze klaagden nooit.” Gebitten mooi maken vindt Johan het allerleukst. “In aanloop naar kerst wilde iedereen zijn tanden op orde hebben. Dan lagen de planken in onze kast vol protheses.”

Draagbare boormachine

Op de dag dat ze trouwen, wordt Lenie ontslagen op de basisschool waar ze als onderwijzeres werkt. Vanaf dat moment zijn zij en haar man een onafscheidelijk team. Lenie doet niet alleen alle administratie, haar man leidt haar ook op tot tandartsassistente. Zo kan ze, tussen het zorgen voor hun drie kinderen door, waar nodig in de praktijk bijspringen.

Ook gaat ze mee naar de ‘zitdagen’ in het naastgelegen Onstwedde. “Daar hielden we inloopspreekuur in de gelag­kamer van het lokale café”, herinnert Johan zich. “Met een inklapbare behandelstoel en een draagbare boormachine. Terwijl wij de spullen klaarzetten, dronken de patiënten zich in het café moed in.” Tropenjaren zijn het; ze stoppen pas als de laatste patiënt aan de beurt is geweest. Maar als ze erover praten, gaan de ogen van Johan en zijn vrouw meteen glimmen. “We hebben samen een prachtige tijd gehad.”

‘Terwijl wij de spullen klaarzetten, dronken de patiënten zich in het café moed in’

Met de komst van de computer vinden ze het echter mooi geweest. In 1988 doen ze de praktijk daarom over aan een jonge tandarts. Inmiddels gaat die zelf bijna met pensioen, maar hij behandelt Johan en Lenie nog altijd. Als hij bij zijn collega in de stoel zit, kijkt Johan soms verbaasd om zich heen, want de praktijk van nu lijkt natuurlijk in niets meer op die van toen. De grootse vooruitgang vindt hij de betere pijnstilling. “Het uitboren van gaatjes verdoofden we nooit.” Lenie heeft een ander beleving. “Ik heb het altijd vreselijk gevonden om zelf in de stoel te zitten”, besluit ze.

Delen