Weldadige rust van Kythira

Maar weinigen kennen het. Wie dat wél doen, keren er vaak weer terug. Want het ten zuidoosten van de Pelopónnesos gelegen, dunbevolkte eiland Kýthira ademt de charme van het Griekenland van vroeger.

Tekst en beeld: Monique Bowman

Kythiria Katína Karydi maakt een kokkaras krassatos waar je je vingers bij opeet. Maar niet alleen haar haantje in wijnsaus smaakt hemels. Ook voor haar auberginesalade en varken uit de oven stappen we graag in de auto. 

In vier dagen tijd zijn we al een paar keer met ons huurautootje van Kýthira’s oostkust naar het zeventien kilometer verderop gelegen Mylopótamos gereden, aan de andere kant van het eiland. Daar, niet ver van de waterval waar dit weelderig groene dorpje bekend om staat, kookt de goedlachse Griekse in de taverne van haar dochter Kalliopi de gerechten die ze vroegere haar eigen kinderen voorschotelde

Katína kookt niet alleen lekker, haar vocale kwaliteiten mogen er ook zijn. Dat ervaren we wanneer we haar, net als we nog even zitten na te genieten, opeens ijzingwekkend horen gillen. Op het stoepje voor de taverne – waar de kokkin iedere middag na gedane arbeid op een keukenstoel plaatsneemt – ligt een flinke slang. Morsdood. Erachter een hevig ontdane Katína en een jonge ober. Verbijsterd richten beiden hun blik hemelwaarts. We hoeven geen Grieks te spreken om te begrijpen wat er is gebeurd: het reptiel is kennelijk, via het hoofd van de ober, vlak voor de voeten van de kokkin gestuiterd. Binnen een mum van tijd ontstaat er een oploopje voor het restaurantje. Er volgt een boeiend schouwspel dat zó uit een film kan komen: aan iedere bekende die passeert, wordt het bizarre verhaal, met veel gevoel voor drama, in geuren en kleuren verteld. 

Klik op de afbeelding voor meer foto’s

Mocht het eiland een eigen nieuwsblaadje hebben, dan haalt het voorval ongetwijfeld de krant. Want, zo is ons de afgelopen dagen van diverse kanten verteld: op Kýthira gebeurt eigenlijk nooit wat.

Minivliegveldje

Onze allereerste kennismaking met het eiland, vanuit de lucht, is meteen al veelbelovend. Terwijl de piloten via een grote bocht de landing inzetten richting Kýthira’s minivliegveldje, zien we onder ons een dunbevolkt, flink heuvelachtig landschap dat geel ziet van bloeiende brem, wat slingerende weggetjes, af en toe een plukje huizen en – langs de westkust – imposante kliffen met hier en daar een klein strandje aan een azuurblauwe zee. 

Wanneer we met slechts een handjevol andere Nederlanders het vliegtuig verlaten (de meeste passagiers blijven aan boord voor de eindbestemming Kalamáta op de Pelopónnesos), zien we tot onze verbazing geen enkel ander toestel staan. Het blijkt dat ons Transavia-vliegtuig een van de slechts drie vliegtuigen is die deze donderdag het eiland aandoen. In een mum van tijd staan we dan ook met onze koffer buiten. Tijdens de twintig minuten durende rit naar ons logeeradres aan de oostkust is het aantal auto’s op de voor Griekse begrippen goed onderhouden binnenwegen op de vingers van één hand te tellen.

Hoe meer we van het eiland zien, hoe meer we betoverd raken. Niet alleen door de variëteit aan landschappen (van droog, dor en tamelijk ruig in het zuiden en oosten tot groen en vol bloemen in het midden en noordwesten) en de authentieke dorpen met hun vaak onuitsprekelijke namen, maar vooral door de hartverwarmende gastvrijheid van de locals – we voelen ons hier als toeristen oprecht welkom – en de overal heersende rust. Natuurlijk hebben we het geluk dat het nog maar juni is; het hoogseizoen is nog niet begonnen. Maar zelfs in juli en augustus kan het hier, zo maken we op uit de bescheiden omvang van de vier belangrijkste toeristen(bad)plaatsjes, nooit écht druk worden. Het voelt een beetje alsof we in het Griekenland van vroeger zijn beland. 

Aan de hand van een eenvoudige eilandkaart vinken we in zeven dagen tijd de meeste bezienswaardigheden af die op ons lijstje prijken. We nemen een duik in het sprookjesachtige ‘geboortebad’ van Aphrodite in het vissersdorp Avlèmonas, beklimmen het oude Venetiaanse fort van ‘hoofdstad’ Chora voor het adembenemende uitzicht over de hoefijzervormige baai van Kapsáli, kopen tijmhoning op het zondagse marktje (het is echt piepklein) van Potemós, en wandelen naar de waterval van Mylopótamos. 

Vooral van de westkust – een soort Griekse versie van de rotskusten van Ierland – krijgen we geen genoeg. Aangezien schade aan de onderkant van de auto niet is gedekt, blijven we ook hier braaf op de geasfalteerde weggetjes. We maken er een paar keer de griezelige maar oh zo mooie rit langs diepe afgronden naar Likodimou en Limniónas. Met als beloning, eenmaal beneden aangekomen, verlaten baaien waar we verkoeling zoeken in het kraakheldere water.

Dankzij Kýthira’s infrastructuur en omvang – pakweg anderhalve keer Texel – valt een verkenning van het hele eiland in één week goed te doen. En dan ook nog in een relaxed tempo, met onderweg geregeld een bezoek aan een kafenion of taverne. Want vooral daar, in de schaduw met een kopje Griekse koffie of een bord met verse vis, ervaren we het ‘Kýthira-gevoel’ dat moeilijk in woorden te vatten is, maar neerkomt op: vooral niets moeten, wegdromen, en in alle rust genieten van het leven. 

Kýthira ligt ten zuiden van de Pelopónnesos, schuin boven Kreta. Het 280 km2 grote eiland telt circa drieduizend inwoners, verdeeld over ruim zestig dorpjes. Het behoort tot de Ionische eilanden, maar de wit/blauwe huizen doen aan de Cycladen denken. Kýthira is in het seizoen slechts 1 x per week per charter (Transavia)  te bereiken, het hele jaar door met Olympic Airways (via Athene), of per boot ( vanaf de Pelopónnesos). De meeste bewoners spreken goed Engels; velen hebben familie in Australië of hebben er zelf gewoond. Kýthira trekt veel wandelliefhebbers. In Nederland biedt alleen Ross Holidays reizen naar het eiland.

Delen