Brief aan mijn huisarts

Marja Pruis (1959) is redacteur van De Groene Amsterdammer. Haar roman Zachte riten kwam op de shortlist van zowel de Libris Literatuurprijs en haar columns werden bekroond met de J.L. Heldringprijs. Haar laatste boek heet Oplossingen. Het leven, mijn handreiking.  

Tekst: Marja Pruis | Beeld: ANP

Geachte dokter K., beste A., 

Ik kan je helaas niet een hand komen geven morgenmiddag om je te bedanken, dus schrijf ik je deze brief. Ik vind het een gek idee dat je met pensioen gaat, al gun ik je dat natuurlijk van harte. Vanaf het moment dat wij hier kwamen wonen, heb je mij en mijn – groeiend aantal – gezinsleden begeleid, en ik heb dat altijd heel vertrouwd gevonden. Ik vond je een wonder van nuchterheid, en dat was voor mij meestal een goeie aanpak. Ook was je heel makkelijk om te benaderen, een zegen. Als ik belde, kon ik meestal dezelfde dag nog komen, en je kwam naar ons thuis als ik me zorgen maakte over een van de kinderen. Zelfs toen we een keer op zaterdagavond een feestje hadden en een vriendin werd geveld door acute buikpijn, stond je meteen op de stoep. ‘Dat is onze huisarts’, dacht ik met onverholen trots.  

Ik kan me herinneren dat je even bij ons thuis kwam kijken nadat J. was geboren, en dat je naast mijn bed stond. Ik zei dat ik het niet zo fijn vond als iemand aan mijn buik zat, en jij vroeg op je nuchter-voorzichtige toon of je toch even kon voelen aan mijn buik. 

‘Dat is onze huisarts’, dacht ik met onverholen trots  

Ik kwam – gelukkig –  meestal voor kleine dingen op consult. Keel, knie, schouder… ‘Wat wil je vragen?’, dat waren altijd jouw openingswoorden, alsof echte problemen niet bestonden, of in ieder geval onmiddellijk oplosbaar werden. Ik moest er even aan wennen dat jouw wedervraag niet direct heel medisch was, niet in mijn oren althans. Als ik keelpijn had, vroeg je: ‘Wat moet je wegslikken?’ Of je vroeg of ik het druk had. Ik had een bultje op mijn rug waarvan ik me afvroeg of ik het weg moest laten halen. Jij keek ernaar, drukte erop en zei: ‘Je kunt het weg laten snijden, maar wat erin zit, moet er toch uit.’

Toen ik een keer bij de weekendarts kwam, ik denk omdat ik weer moeite had om iets weg te slikken, zag hij het bultje. ‘Dat moet je weg laten halen.’ Enkele weken later al lag ik op de tafel van de ziekenhuispoli, waar een paar artsen-in-opleiding nieuwsgierig de inhoud van het ding bekeken toen ze het hadden opengesneden. Ik had het gevoel jou persoonlijk te verraden. 

Zo gericht als ons contact was, zo alomvattend was een gevoel van intimiteit besef ik als ik terugkijk op de jaren met jou. Des te gekker dat ik altijd gedacht heb dat je voornaam A. was, en zo heette je dus ook voor ons. Pas toen het bericht van je pensionering kwam, las ik hoe je echt heet.

Beste A. Voor ons blijf je A. Het ga jou en je man, en je kinderen, goed. Ik zie je de komende tijd vast nog wel in het park lopen met de hond als ik voorbij fiets. Dank je wel voor alles. Ik zal je missen. Ik weet niet of dit je goed doet, maar het bultje op mijn rug zit er gewoon weer.  

Met hartelijke groet,

Marja Pruis

Op deze plek verhalen schrijvers, journalisten en publicisten over een persoonlijke ervaring met de gezondheidszorg en houden ze (para)medici een spiegel voor. Eerdere afleveringen vindt u hier.

Delen