Toekenning zorgbonus nog onduidelijk
De grote aanvraag voor de bonusregeling 2020 voor zorgprofessionals in de COVID-19-zorg, heeft geleid tot een ruime overschrijding van het budget dat voor de bonus van 2020 beschikbaar was. Om binnen het gestelde budget te blijven, zijn er nu twee opties: de bonus verlagen van 500 naar 200 euro of de groep die in aanmerking komt voor de bonus verkleinen.
Tekst: Katrijn van Berkum en Timo van Oosterhout
Op Prinsjesdag is de toezegging gedaan dat voor 2021 een bedrag van € 720 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld voor een bonus voor zorgprofessionals. Hierbij is het bedrag genoemd van € 500,- netto per persoon. Deze bonus is toegezegd in het verlengde van de bonusregeling 2020. Als periode die recht doet aan de inspanningen die na de eerste golf in de zorg zijn geleverd, wordt nu het tijdvak genoemd dat start op 1 oktober 2020 en loopt tot 15 juni 2021. De bonusregeling vloeit voort uit de aangenomen Kamermotie die spreekt over een blijk van waardering voor de zorgprofessionals die in de periode van 1 maart 2020 tot 1 september 2020 een uitzonderlijke prestatie hebben verricht in de strijd tegen COVID-19. Het was aan werkgevers om de bonus voor hun medewerkers aan te vragen. In individuele gevallen leverde dit problemen op. Want terwijl sommige werkgevers de bonus niet aanvroegen, deden anderen dat juist in heel ruime mate. Ook zzp’ers en gedetacheerden kregen de bonus niet altijd.
Te lage inschatting
Het vooraf ingeschatte aanvraagpercentage bleek te laag te zijn. Dit kwam mede door de te lage inschatting van het totaal aantal werkzame medewerkers tijdens de coronaperiode. De grote aanvraag voor de bonusregeling 2020 heeft geleid tot een ruime overschrijding van het voor de bonus van 2020 beschikbare budget. Het oorspronkelijke budget voor 2020 bedroeg 1,44 miljard euro en dit is uiteindelijk met 800 miljoen euro verhoogd. Met het beschikbare budget van 720 miljoen euro voor 2021 is voor de zorgbonus (2020 en 2021) een totaalbedrag van 3 miljard euro beschikbaar.
Uitgaande van het beschikbare budget en het hoge aanvraagpercentage bij de bonusregeling 2020, vraagt de bonusregeling 2021 een andere vormgeving om binnen het budget te blijven, zo heeft minister Van Ark de Kamer afgelopen 13 april te kennen gegeven. Zij stelt twee opties voor: in de eerste optie krijgt alleen een beperkte(re) groep zorgmedewerkers een bonus van € 500,-. Het betreft alleen zorgprofessionals in de frontlinie, die niet meer dan anderhalf keer het modale inkomen verdienen. Om een zo objectief mogelijke keuze te maken, wordt dan gekeken naar die branches met relatief veel zorg voor COVID-19-patiënten en/of een relatief hoog ziekteverzuim met daardoor een extra hoge belasting van personeel.
In de tweede optie wordt de bonusregeling een regeling die is opengesteld voor alle branches binnen de sector Zorg en Welzijn, waarbij de zorgprofessional niet meer dan twee keer modaal verdiend. Het bedrag wordt dan verlaagd tot een bedrag van ongeveer 200 euro. Een aantal partijen wilde bij het demissionaire kabinet via een motie afdwingen dat alle zorgverleners, overeenkomstig de gedane toezegging, een zorgbonus van 500 euro krijgen. De motie werd op 20 april verworpen.
Voorkeur van de minister
Inmiddels heeft de minister haar voorkeur voor de tweede optie kenbaar gemaakt. Opnieuw wordt het in de regeling aan de zorgaanbieder gelaten om te bepalen wie van zijn medewerkers een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd. Fysiotherapeuten en verloskundigen komen, anders dan bij de bonus in 2020, nu ook in aanmerking. Schoonmakers, zzp’ers en uitzendkrachten kunnen net als eerder een bonus krijgen. De precieze voorwaarden en vereisten worden uitgewerkt in een wijziging van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Naar verwachting wordt deze op 15 juni a.s. gepubliceerd, zodat op die datum het aanvraagloket voor zorgaanbieders kan openen en de bonus nog dit jaar aan de betreffende medewerkers kan worden uitbetaald.
Senior jurist Katrijn van Berkum en advocaat Timo van Oosterhout zijn werkzaam bij stichting VvAA Rechtsbijstand