Versterkend
Oud-longarts Hans Verwers begon zijn carrière als waarnemend arts. In sommige gevallen werd reikhalzend uitgekeken naar de huisbezoeken van de tijdelijke dokter.
Tekst: Hans Verwers | Beeld: Marcel Leuning
Na mijn militaire dienst belandde ik begin jaren zestig als waarnemend arts in het dorpje H. waar de enige huisarts ziek was. Ik zou twee weken blijven, maar telkens kwam er een weekje bij en uiteindelijk was ik er vier maanden.
Elke donderdag reed ik met mijn geleende Kapteyn Mobilette brommer naar mevrouw
de B. van C. Zij verwachtte mij om exact drie uur. Mevrouw was een jaar of veertig en gescheiden. Op deze dag ontving zij altijd haar vriend, een zestigjarige notaris uit het naburige D. Zij wilde dan een leverinjectie hebben, Hepar ra forte, een middel dat zeer versterkend zou werken bij bloedarmoede en andere vermoeidheidskwalen.
Dit middel was destijds zeer in de mode, maar waarom wilde mevrouw eigenlijk deze injectie hebben? Zij meende dat als zij ’s middags geen Hepar ra forte kreeg, notaris ’s avonds niet ‘aan zijn gerief’ kwam. Mijn vraag of het dan niet beter was dat de notaris de injectie kreeg, bleek een foute vraag: hij mocht er beslist niets van weten.
Ik wist zeker dat het tegen de elementaire regels voor hygiëne was
Mevrouw, een mollige niet onaantrekkelijke dame, nam alle tijd voor het bezoek van de nieuwe, jonge huisarts. Er moest een kopje thee worden gedronken en mevrouw was vol belangstelling voor mij. Dat kon lang gaan duren en ik moest meer visites rijden. Na het tweede kopje vroeg ik of we nu de injectie konden doen. Mevrouw vond dat een goed idee; het kon wel in de salon. ‘Wilt u de injectie in arm of been’, vroeg ik, maar mevrouw had hem het liefst in de bil. Mevrouw ontblootte een ruime bil en ik pakte de fles met ether om te ontsmetten. Terwijl ik de injectiespuit klaarmaakte, kwam een bulldog uit een hoek van de kamer aangesukkeld. Nog voor ik de prik kon geven, likte hij de ether van de bil. Mevrouw scheen dit niets bijzonders te vinden, maar ik wist zeker dat het tegen de elementaire regels voor hygiëne was. ‘Mocht de hond niet even in een andere kamer?’ Maar dat vond mevrouw volstrekt niet nodig: Hector was er altijd bij. Ik poetste dus nog maar eens en intussen bleef Hector rustig wachten. Ik haalde mijn hand nog niet weg of hij likte de ether weer op. Opnieuw vroeg ik of de hond weg mocht, maar ik kreeg hetzelfde antwoord.
Toen kreeg ik een idee; ik pakte een grote dot watten, deed er royaal ether op en hield dat de hond voor; hij hapte gretig toe, wankelde naar zijn mand en ik volbracht mijn taak. Mevrouw was zeer tevreden, de hond ook en ik ook.
Bij het volgende bezoek kwam Hector al kwispelstaartend naar mij toe. Hij kreeg zijn watten met ether en ik had geen kind meer aan hem. De hele zomer kwam ik er elke week en iedereen was blij. Hoe het verder afliep en hoe Hector zijn verslaving onderhield, weet ik niet. Waarschijnlijk kreeg hij de ether weer mondjesmaat; de oude huisarts was nogal zuinig.