Villa Koningslaan – deel 13

Eerder:
In zijn notities schrijft Daniël dat hij hoort dat de Antwerpse kunsthandelaar Matthieu Peeters dood is. Daniël zit nu met het pakket in zijn maag. Noël pakt zijn studie diergeneeskunde in Utrecht weer op.

Daniëls notities

Op 6 oktober 1964 had Daniël Heuvels geschreven:

“Stel dat ik het gestolen paneel in bezit had. Dan zou ik misschien wel naar de politie moeten gaan. Maar hoe wist ik zeker dat dit het gestolen paneel was? Eerst besloot ik het pakket gewoon te openen, maar in tweede instantie bedacht ik dat het wellicht beter was om George Wilkinson in Boston te schrijven en hem alles voor te leggen.

Tenslotte was het pakket voor hem bedoeld. Ik schreef, en na drie weken kreeg ik per luchtpost een antwoord. Vrij vertaald luidde de brief:

‘Geachte heer Heuvels. Welk een verrassing van u te vernemen. Ik was op de hoogte van uw bestaan, maar wist niet waar ik u zou kunnen vinden. Ja, het verscheiden van de heer Peeters was mij bekend, en eerlijk gezegd had ik de hoop op het hervinden van het schilderij al opgegeven. Dat is natuurlijk vervelend voor de koper.

Ik moet u zeggen dat ik ook maar handel in opdracht. Het siert u dat u het pakket nog steeds niet geopend hebt, maar ik kan u nu alvast zeggen dat het niet het verdwenen paneel is. Waar zich dat bevindt, is onbekend. Wat het dan wel is, laat ik hier graag in het midden. Wie weet zijn er ongevraagde meelezers en dat zou de kwestie alleen maar gecompliceerder maken. Ik zou u daarom willen vragen of u met het pakket naar Amerika komt, zodat we de zaak naar behoren kunnen afhandelen. Het is beter als u per boot komt. Dan kunt u over het algemeen meer bagage meenemen dan wanneer u per vliegtuig reist.’

Ik kan u alvast zeggen dat het niet het verdwenen paneel is. Wat het wel is, laat ik hier graag in het midden; wie weet zijn er ongewenste meelezers’

Ik overlegde met Geertruida die het geheel aan mij overliet en het zou billijken wanneer ik ging. Ik besloot het te doen en zocht een waarnemer voor de praktijk. In oktober 1951 boekte ik een bootreis op de Nieuw Amsterdam van Rotterdam naar New York en zou vandaar per trein verder reizen naar Boston, intussen een valies en het bewuste pakket met mij meetorsend. Bij de douane gaf ik aan dat ik een cadeau bij me had voor degene die ik ging bezoeken, en wonder boven wonder liet men mij verder met rust. Het was een genot om op dat gestroomlijnde schip onder Hollandse vlag aan boord te zijn. Het was van alle gemakken voorzien en beschikte zelfs over airconditioning, een no- viteit op de Nederlandse passagiersschepen. Ik reisde tweede klas en nam mijn intrek in een standaard hut met twee kleine ronde patrijspoorten.

Na aankomst in New York wachtte me een vijf uur durende treinreis naar Boston. We kwamen langs Manhattan, the Bronx, New Rochelle, Harrison, New Haven, New Lon- don en Providence. Hoe dichter we Boston naderden hoe nerveuzer ik werd. Wat stond me straks te wachten? Hoe zou Wilkinson reageren en bovendien, wat zat er precies in het pakket?”

Geldermalsen, september 1951

Noël tilde de ietwat nerveuze Beagle op en zette hem op de behandeltafel. Het was een mooi beestje met lieve ogen en fraaie lichtbruine hangende oren. “We zullen eens kijken waarom hij  loopt als een oude man”, zei Noël tegen de eigenaar, een man met een plat petje op het hoofd, die afwachtend stond toe te zien.

“Ik geloof dat ik het al zie”, ging Noël verder. “Kijk, zijn nagel zit los en de nagelriem is ontstoken. Ik zal het even behandelen en verbinden. U moet wel opletten dat hij het verband er niet afbijt. En dan geef ik u verder een ontstekingsremmer en een pijnstiller mee. Als u dat twee keer daags verstopt in een stukje worst, dan moet het weer goed komen. Komt u volgende week terug?”

“Ik geef hem nooit geen worst”, antwoordde de man met een afkeurende blik. “Veels te duur.”

“O”, zei Noël, “dan gewoon iets anders, gewoon iets wat hij lekker vindt.”

“Ja ja,” bromde de eigenaar, “gewoon iets wat hij lekker vindt.”

Noël zuchtte onhoorbaar. Sommige dierenliefhebbers hadden iets weerbarstigs. Hij was dit soort mensen al vaker tegengekomen in zijn opleiding, en nu ook tijdens zijn op een na laatste stage bij dierenarts Barendse in Geldermalsen. Deze was tevens veearts en moest daarom vaak even weg uit de praktijk. Dan runde Noël de praktijk in zijn eentje. Aan het einde van de middag, als Barendse weer was teruggekeerd, nam Noël de trein naar Utrecht waar hij tegenwoordig woonde. Binnenkort zou hij trouwen met Sonja Mertens, die evenals zijn vroegere joodse vriendin Marah verpleegster was. Sonja kende zijn verdriet, maar verschafte hem ook nieuwe levensvreugde, zo zei Noël het zelf.

Vaak bezochten ze zijn ouders in de villa in Amsterdam. Zijn moeder stond dan in de vestibule te wachten. Na de begroeting dronken ze thee in de tuin. Het geroezemoes van de Vondelparkbezoekers was in de verte hoorbaar. Soms spraken ze heel even over de oorlog. Maar de gesprekken gingen meer over de toekomst. “Hebben jullie er nooit meer over gedacht opnieuw een hond te nemen?” vroeg Noël op een middag. En tegen Sonja zei hij: “We hadden vroeger een lieve hond. Hector heette hij en het was een kruising tussen een Duitse herder en een koningspoedel. Hij is aan het begin van de oorlog op hoge leeftijd overleden.”

“Ach ja, Hector”, mijmerde Geertruida. “Die is alweer tien jaar dood. Nee, je vader en ik hebben nooit meer overwogen een andere hond te nemen, ofschoon het misschien toch slim is in dit huis. Ik bedoel: als waakhond.” Sonja keek naar Noël en zei: “Het lijkt me leuk een hond te hebben als we getrouwd zijn.”

Daniëls notities

In de middag van 12 oktober, een vrijdagmiddag, arriveerde ik in Boston. Het station lag in de buurt van Beacon Street, maar ik had me nooit gerealiseerd dat  die straat zo lang was. Naar nummer 36 was het zeker een half uur lopen. En dat met een valies en een groot pakket. Het was ondoenlijk, en daarom bestelde ik een taxi. Opvallend waren de hoge gebouwen rond het station. Men zou denken dat er alleen in New York skyscrapers stonden, maar ook hier in Boston waren er enkele.

Toen ik eindelijk bij Wilkinson arriveerde, onthaalde hij me als een oude bekende die hij uit het oog was verloren. ‘Great!’ riep hij steeds, en ‘fine’, me daarbij ferm op de schouders slaand. Wat ik wilde drinken. En of ik wilde zitten. En of ik alsjeblieft George wilde zeggen. Het raam in zijn woonkamer bood zicht op de Boston Common, het oudste park van de stad en misschien wel van de gehele USA.

‘So Daniel,’ zei Wilkinson. ‘Daar ben je dan. Met koffer en al. Je eet vanavond bij ons, dat lijdt geen twijfel. Maar nu even dat pakket. Man man! Je hebt gewoon dat hele pakket meegezeuld.  Meegezeuld op die boot, over de oceaan, door New York en langs de kust in de trein. Die hele lange reis met dat pakket, met die Rembrandt!’ Zijn woorden voelden als een klap die je krijgt bij kortsluiting. Ik keek hem met open mond aan.

“Rembrandt?” vroeg ik op een toon alsof ik nog nooit van de schilder gehoord had. Wilkinson tilde beide handen op, als een magiër, en knikte glimlachend.

‘Yeah man, Rembrandt!’

artsenauto.nl/feuilleton

Auteur Adri van Beelen is verpleegkundige (niet-praktiserend), (freelance) journalist, programmamaker en auteur van de volgende boeken: In vrije val (2008), Celeste (2012), Verborgen (2013), De vrouwenverzamelaar (2015), De familie Duinen (2017), Het zieke vliegtuig (2019)

Delen