Villa Koningslaan – deel 25
feuilleton / De uitnodiging
Haar vriendin Conny van der Meer vertelt Nicole Heuvels over Cold cases uit de Nederlandse politiegeschiedenis, het boek waarin de verdwijning van callgirl Jasmine Moana in de Koningslaan wordt beschreven.
De uitnodiging
“Heb je daar nooit van gehoord?” vraagt Conny terwijl ze bijna onmerkbaar een slokje wijn neemt.
“Nee, nooit.” Nicole wil niet te veel prijsgeven, maar bij haar vallen er nu onverwachts wel dingen op hun plek. Toen ze vorig jaar samen met Michiel de kluis ontdekte en deze wilde openen, liet haar tante Diana zich ontvallen: “Ik heb altijd gedacht dat er lijken in lagen”. Zij vermoedde dus ook al iets. Of misschien wist zij wel iets. En nu vertelt Conny dat de callgirl indertijd spoorloos verdwenen is.
Als Nicole het aan Michiel vertelt, schiet deze in de lach. “Ja, dat weet ik nog wel”, zegt hij. “Die kluis was hartstikke leeg. Er lag niks in. Alleen dat dagboek van overgrootvader. Bovendien is die kluis te klein voor het lijk van een mens.”
“Nee, maar het blijft me intrigeren”, zegt Nicole. Weet je nog dat we in Italië waren, zo’n vijfentwintig jaar geleden? Toen deed tante Diana ook al zo vreemd. En ik kan me vaag een gesprek over die zaak herinneren. Iets over opa en verdwijnende vrouwen. Ik was nog te jong om me ervoor te interesseren. Maar ze hadden het erover.”
“Nou ja, hoe interessant is het, Nicole? Een lijk dat er niet is. Ik bedoel, hoe lang kunnen we er nog over doorgaan?”
Nicole schudt het hoofd. “Ik wil er gewoon meer over weten. Ik heb thuis nog een stapel correspondentie van opa. Weet je nog, toen we die paperassen zijn gaan uitzoeken na papa’s dood? Omdat hij er steeds te lamlendig voor was om eraan te beginnen, bleven ze maar liggen. Ik weet niet wat dat is met die mannen uit de familie Heuvels hoor. Overgrootvader die in gestolen kunst handelde, opa die een moord gepleegd zou hebben en papa die alles als zand door zijn handen heeft laten glippen. Ik noem maar een zijstraat: de villa. Die staat al decennia te verloederen. Daar is bitter weinig aan gedaan. Nu papa dood is, moeten we hem echt gaan verkopen. Tante Sofie en Diana willen er nog niet aan geloven, maar het móet.”
Thuisgekomen pakt Nicole de doos met brieven en documenten die nog van opa Noël zijn geweest. Ze heeft de doos jaren geleden aanvaard als blijvende herinnering aan haar grootvader. Nu is deze schijnbaar oppervlakkige herinnering opeens getransformeerd in een bron van informatie. Ze woelt met haar hand in de stapel vergeelde brieven. De eerste die ze pakt is een brief van de Amsterdamse burgemeester Gijs van Hall aan haar overgrootvader Daniël.
12 januari 1966
Beste Daniël,
Het is met veel tegenzin dat ik je moet berichten dat de herdenking van het bezoek van Joseph Speilt aan het Binnengasthuis, zoals jij voorstelde, helaas geen doorgang kan vinden. Men vindt het te onbeduidend. Bovendien hebben we het natuurlijk druk met de voorbereidingen voor het huwelijk van Beatrix en Claus. Maar dat doet niets af aan het feit het dat de toestand in zowel het Binnengasthuis als het Buitengasthuis rond 1850 ronduit erbarmelijk was. Dat een en ander uiteindelijk toch ten positieve veranderde moet echter eerst op het conto van de verpleegsters geschreven worden. Zo is het dankzij een zekere zuster Reynvaan dat het verplegend personeel uiteindelijk goed geschoold werd. Wellicht dat er in de toekomst een herdenking voor zuster Reynvaan moet komen.
Met vriendschappelijke groet,
Gijs van Hall
Een andere brief is gericht aan Noël:
Amsterdam, 6 september 2002
Lieve Noël,
Hoe gaat het met je? Vorige week zag ik je zitten in het apenhuis van Artis. Je zat er rustig te kijken naar de kuifmakaken en de gibbons. En naar de mensen. Ik vroeg me af wat er in je hoofd omging. Bij mijn weten heb je zelf nooit wilde dieren behandeld, maar toch leek je gegrepen te zijn door wat je daar zag. Of was het de fraaie architectuur van het gebouw die je nog altijd imponeerde, ofschoon je die door en door kent? Ik durfde je niet aan te spreken, bang als ik was om je schone mijmeren ruw te verstoren (…) Maar wat ik je wil zeggen is dat ik tegenwoordig correspondeer met Marah in Israël. Ze is 85 jaar nu en woont in een bejaardenhuis in Haifa. Ik vroeg haar of ze nog contact met jou had, maar dat bleek niet het geval. Jammer is dat. Mis je haar niet? Laat eens wat weten.
Lieve groet, Anna
Daarna pakt Nicole een prentbriefkaart met een foto van de Tafelberg in Kaapstad. Een beige-groene kolos onder een staalblauwe lucht. Aan de voet van de berg liggen duizenden huizen en kantoorgebouwen achter de bruisende golven van de Valsbaai. Rechtsboven op de foto de tekst: Greetings from Cape Town
Dear brother, I am on holiday in South Africa now. It’s great here! How are you? It’s been a while since we first met. Maybe we should meet up again. There is still so much I want to know about you and that we need to discuss. Please let me know.
Warm embrace and lots of kisses, Saskia
Nicole laat de kaart zakken en staart even naar buiten. Leest ze dat goed? Lieve broer? Veel kussen, Saskia? Had haar opa een zus? Ze leest de kaart opnieuw en draait hem herhaaldelijk om. Ze probeert te achterhalen wanneer hij gestuurd is, maar kan het poststempel moeilijk ontcijferen.
Ze besluit Michiel te bellen.
“Hoi Michiel, heb jij weleens gehoord dat opa een zus had?”
Het is even stil aan de andere kant.
“Wat? Een zus?”
“Ja, ene Saskia.”
“Nee, daar heb ik echt nooit iets over gehoord. Hoe kom je daar nou weer bij?”
“Ik vind hier een ansichtkaart van haar. Je weet wel, in die doos met correspondentie. Een kaart gericht aan opa. Met als afzender ene Saskia.”
“Was dat geen stille aanbidster?”
“Nee. Dear brother, is de aanhef.”
“Ik weet het niet, Nicole, en het maakt me ook niet veel uit. Laat het rusten. Verbrand het.”
“Nee, ik wil er meer van weten. Ik wil familieberaad.”
“Om wat te bespreken?”
“Dit en alles… De kluis, de villa, de schilderijen, de rest van het interieur. Wat we ermee moeten. Duidelijkheid.”
“Wacht even, Nicole. Je draaft door. Je wilt ineens duidelijkheid over alles, met het risico dat je dingen overhoop haalt die we eigenlijk niet willen weten?”
“Ja, dat moet dan maar. Ik kan niet tegen al die onzekerheid. En tegen dat onverschillige gedrag van de familie. Bovendien moeten de tantes het huis verkopen. Ze hebben al een deel erfbelasting moeten betalen. Ik stel voor dat we met elkaar een dag beleggen in de villa. Jij, ik, tante Sofie en tante Diana.”
“Nicole, het is niet onze zaak. Wij zijn maar kleinkinderen, achterkleinkinderen.”
“Ik weet zeker dat de tantes ook meer duidelijkheid willen.”
De volgende ochtend zit er een mail van Nicole in de inbox van de familieleden: Uitnodiging voor familieberaad aan de Koningslaan.
Sofie zet haar leesbril op en leest de tekst in het scherm. Dan draait ze zich om en zegt tegen haar partner Monica: “Ik heb een mailtje van Nicole over de villa, maar daaruit blijkt niet dat ze het al weet.
“Dan moet je het haar vertellen”, antwoordt Monica.
Sofie knikt en drukt op ‘beantwoorden’.
Lieve Nicole, bedankt voor je mail over het familieberaad. Helaas is de situatie inmiddels gewijzigd. De villa is namelijk deze week gekraakt.
Volgende maand:
De krakers van de villa werpen onbedoeld mogelijk nieuw licht op de verdwijning van Jasmine Moana.