Villa Koningslaan – deel 24
feuilleton / Cold cases
Eerder:
Als Noël in het ziekenhuis bijkomt, na opgesloten te hebben gezeten in de lift van de villa, zit er een onbekende dame naast zijn bed.
Amsterdam, 1995
“Ik ben je halfzus”, herhaalt Saskia Wilkinson aan het bed van Noël. Onder de huidige omstandigheden heeft hij langer de tijd nodig om de informatie te verwerken. Halfzus? Hij fantaseerde weleens over een broer of zus. Er gebeurde meer tussen hemel en aarde. Waarom zou er geen broer of zus ergens rondlopen?
Saskia gaat verder. Noël en zij schelen meer dan dertig jaar in leeftijd. Noël is van 1919 en Saskia is in 1951 verwekt in een hotelkamer in Boston, zo vertelde haar moeder Jayne Wilkinson later. Toen ze het vertelde had ze haar man George allang verlaten en was ze met haar kind naar San Francisco vertrokken. Saskia groeide op in de sixties, de tijd van de Flowerpower.
“Heeft mijn vader van jouw bestaan geweten?” vraagt Noël.
“Ik denk het niet. Ik denk dat mijn moeder wilde simuleren dat ik een kind van George was, hoewel hij geen kinderen kon verwekken. Het leek op een godswonder, waar ze lang voor gebeden hadden. Lange tijd verdriet en stilzwijgen, lange tijd een pijnlijk gemis. En toen kwam ik. In San Francisco vertelde ze dat mijn echte vader in Amsterdam of Antwerpen woonde. Ver weg in ieder geval. Mocht ik het ooit willen uitzoeken, zijn naam was Daniël Heuvels, zei ze. Huisarts was hij, en hij handelde in gestolen kunst. Hij had mijn ouders een kostbaar paneel bezorgd. Een verloren gewaand schilderij van onschatbare waarde.”
“De Rechtvaardige Rechters”, prevelt Noël.
“Hoe? Ja, zoiets was het. Iets met rechtvaardige rechters. Gebroeders Van Eyck. Klopt dat?”
“Ja, ooit gestolen in Gent. Weet je waar het nu is?”
“Hoe moet ik dat weten? Ik bemoeide me er niet mee. Ik was nog een kind. Wist ik veel? En later raakte ik bevangen door de jeugdcultuur van die tijd, de popscene. Ik was op Woodstock en raakte min of meer bevriend met Janis Joplin, voor zover je van vriendschap kunt spreken in die wereld. Ik bedoel, ze was niet zo bevriend met mij als met Grace Slick, maar toch… Ze nam me een paar keer mee in haar Porsche. Het was krankzinnig. Natuurlijk gebruikte ik ook drugs, maar niet zoveel als zij. Een jaar later was ze dood. Ik maakte me acuut los van die wereld, want ik wist dat daar mijn toekomst niet lag. Ik stopte rigoureus met het gebruik van middelen, net als Marty Balin van Jefferson Airplane. Maar wat stelde ik nou voor in die wereld? Ik was alleen maar een soort groupie. Ik sliep met Jan en alleman, zowel mannen als vrouwen. Alles wat tegen de haren van het preutse Amerika instrijkt.”
Ze laat een stilte vallen.
“Maar nu jij, Noël. Ik ben al veel te lang aan het woord. Vertel jij eens iets over jouw familie. En over onze vader. Hoe was hij?”
Noël steekt van wal, tamelijk enthousiast zelfs. Hij vindt het na ruim vijfenzeventig jaar plezierig een zus te hebben, al is ze dan veel jonger en weet hij bijna niets van haar.
Als Saskia twee dagen later naar de Verenigde Staten teruggaat, besluit Noël niets over haar tegen zijn kinderen te zeggen, niet alleen uit loyaliteit ten opzichte van zijn vader, maar ook vanwege zijn afkeer van sensatiezucht. Tegen buurman Horowitz houdt hij vol dat Saskia alleen maar een familielid uit Amerika was, meer niet. Dat is de waarheid zonder in details te hoeven treden. Het zalige niet-weten waar de Heuvelsen patent op lijken te hebben.
Datzelfde zalige niet-weten strekt zich uit tot het Italiaanse Comomeer waar de familie, zonder Noël, bijeengekomen is om het nieuwe huis van Roemer te bekijken. Het ligt tegen de hellingen van Menaggio, die een halve eeuw eerder door Winston Churchill in zijn dilettantenkunst werden vastgelegd. Roemers zus Diana geniet van het uitje. Zij lijkt zich te hebben voorgenomen om te vergeten wat Noël haar ooit vertelde over een vermeend lijk in de kluis. Het is alsof dit nooit gezegd is en Diana begint bijna te geloven dat ze het zich allemaal heeft ingebeeld. Dat is het kenmerk van deze familie: er is te veel fantasie, te veel verbeeldingskracht. De waarheid houdt zich daar altijd achter verborgen. Ook nu de familie zich klaarmaakt om weer terug te keren naar Nederland.
Amsterdam, kerst 2023
Villa Koningslaan ziet er van binnen nog steeds zo uit als toen Daniël Heuvels er in 1978 zijn laatste adem uitblies. En toen zijn zoon Noël Heuvels in 2009 de geest gaf, was er nauwelijks iets aan het huis en het interieur veranderd, hooguit de lift. Die werd nagekeken en gemoderniseerd. Sinds die tijd is de villa onbewoond. Alleen Roemer trok er af en toe een paar dagen in. Bijvoorbeeld wanneer hij in de RAI een meerdaags congres bijwoonde van de European Society of Cardiology en daarbij koppig weigerde een hotel te boeken. De honderd schilderijen op de bovenverdieping hangen roerloos in de gestolde tijd. Niemand, behalve de Heuvelsen, weet nog welke belangrijke schilderstukken daar hangen, musea en kunstkenners wanen deze werken allang verloren. Wie is zich nog bewust van het bestaan van Visafslag op het Scheveningse strand van Hendrik Mesdag, Appelbomen bij Schoonrewoerd van Vincent van Gogh of Felices convivencias en Sevilla van Pablo Picasso? De schilderstukken zijn uit het collectieve geheugen verdwenen, niet in één klap weggevaagd, maar langzaam vervloeid, opgelost in de tijd. En tot nu heeft niemand van de Heuvelsen de behoefte gevoeld met de schilderijen de openbaarheid te zoeken. Alsof zij allemaal in de wurgende greep van De Rechtvaardige Rechters verkeren, dat elk gevoel en denken overwoekerende paneel uit Gent.
Na het illegale openen van de brandkast, wat niets opleverde, behalve Daniëls dagboek oftewel notities, hebben Daniëls kleinkinderen Michiel en Nicole niets meer ondernomen. Ze zijn doorgegaan met hun leven, Michiel als tandarts, Nicole als fysiotherapeut. Sinds het overlijden van hun vader Roemer, twee jaar geleden, gaan ze wat vaker op bezoek bij hun moeder Mary in Overveen, de plaats waar Mary en Roemer zich na diens pensionering terugtrokken. Het huis aan het Comomeer was verkocht en de kinderen hadden hun eigen leven.
In de week voor kerst spreekt Nicole af met haar vriendin Conny van der Meer in Café De Pels in de Amsterdamse Huidenstraat. Langs de muur en aan de rand van de bar hangt wat kleurige kerstversiering. Niet te uitbundig, maar stemmig. Zacht klinkt kerstmuziek uit de jaren vijftig.
“Woonde jouw opa niet in de Koningslaan?” vraagt Conny.
“Ja, dat je dat nog weet!”
“Nou ja, ik ben momenteel een spannend boek aan het lezen: Cold cases uit de Nederlandse politiegeschiedenis of zoiets. En een van de verhalen gaat over de verdwijning van een callgirl. Ze is voor het laatst gezien in de Koningslaan en is daar vermoedelijk ontvoerd of vermoord. Dertig jaar geleden werd de zaak opnieuw onderzocht maar ze is nooit opgehelderd. Bewoners in de straat werden ondervraagd, maar dat leverde niets op.”
Nicole kijkt haar vriendin geïnteresseerd aan. “Goh, daar heeft mijn opa nooit iets over gezegd”, zegt ze. “En is daar een boek over?”
“Ja, met meerdere zaken die nooit zijn opgelost. Maar dat van die callgirl in de Koningslaan is er dus één van. Heel intrigerend wel, moet ik zeggen. Want het bijzondere van deze zaak is dus dat het lichaam nooit gevonden is.”
“Nooit?”
“Nee, nooit. Die callgirl is geruisloos van de aardbodem verdwenen.”
Volgende maand:
Nicole herinnert zich dat tante Diana het ooit had over een lijk in de villa. Ze besluit het uit te zoeken.