Villa Koningslaan – deel 23
feuilleton / Mysterieuze redding
Noël krijgt bezoek van de politie in verband met de verdwijning van Jasmine Moana. Als hij met het liftje naar boven gaat om te gaan slapen, komt hij vast te zitten tussen de begane grond en de eerste etage.
Amsterdam, bijna een dag later
De avond valt behoedzaam, als een parachutist die geruisloos de aarde nadert. De stilte in de Amsterdamse Koningslaan wordt abrupt onderbroken door het beschaafde geronk van een taxi. Een modieus geklede vrouw stapt uit en zweeft op stilettohakken naar de stadsvilla die al sinds het begin van de eeuw toebehoort aan de Heuvelsen. Ze is begin veertig, heeft een aantrekkelijk voorkomen, helblauwe ogen en donkerblond opgestoken haar. Haar gelakte nagels maken van haar vingers kleurige aanwijsstokjes. Terwijl de taxi langzaam de straat verlaat, kijkt ze eerst vluchtig op een briefje en beklimt vervolgens het bordes. Ze aarzelt voordat ze aanbelt.
Het geluid van de Marseillaise resoneert door de vestibule, een nieuwigheidje dat Noël niet lang terug heeft laten aanbrengen. Ze belt een tweede keer, maar er gebeurt niets. Even overweegt ze weg te gaan, maar iets doet haar van gedachten veranderen. Ze kijkt naar de naastgelegen villa, loopt er naartoe en belt aan. Er wordt opengedaan door de rijzige Peter Horowitz, advocaat én met meerderheid van stemmen gekozen voorzitter van het wijkcomité voor de viering van vijftig jaar bevrijding.
“Neemt u mij niet kwalijk”, zegt de vrouw in het Engels met een Amerikaans accent. “Ik zou graag in contact komen met iemand van de familie Heuvels. Zij wonen toch hiernaast?”
“Inderdaad, maar alleen Noël Heuvels woont er nog. De rest is reeds uitgevlogen.”
“Weet u waar hij is? Er wordt niet opengedaan.”
“O nee? Vreemd, omstreeks deze tijd is hij meestal thuis. Vermoedelijk is hij een boodschap gaan doen. U zou een briefje voor hem kunnen achterlaten.”
Ze aarzelt. “Dat kan ik doen, maar ik moet morgen weer terug naar New York. Kan ik hem op een andere manier bereiken?”
‘Nou ja, u kunt ook telefoneren. Heeft u het nummer?”
“Ja, dat heb ik, dank u. Maar ik zou hem liever nu persoonlijk willen spreken. Ik snap dat ik erg aandring, maar het is nogal belangrijk.”
Horowitz denkt na. Misschien heeft Noël de bel niet gehoord. Zijn gehoor wordt de laatste tijd minder. Hij heeft ook geen hond meer die normaliter zou aanslaan. Alleen een kat, maar die negeert dit soort geluiden.
“Wacht”, zegt hij, “ik kijk even in de tuin.”
Even later keert hij onverrichterzake terug.
“Maar we geven niet op. Ik heb een sleutel, dus ik kan even binnen gaan kijken Dat is hoogst ongebruikelijk, maar gezien de omstandigheden wel geoorloofd, denk ik. Het is het laatste wat ik voor u kan doen.”
Haar ogen beginnen te stralen. “U bent erg aardig”, zegt ze.
“Vreemd, omstreeks deze tijd is hij meestal thuis. Vermoedelijk is hij een boodschap gaan doen. U zou een briefje voor hem kunnen achterlaten”
Ze doet hem denken aan de Venus van de Franse schilder Amaury Duval, een schilderij dat hem ooit betoverde in het Paleis voor Schone Kunsten in Lille. Ze lijkt erop, alleen het lange haar ontbreekt. Bij deze vrouw is het haar modieus gekapt zoals de mode van de jaren negentig dat voorschrijft. Bovendien is zij in tegenstelling tot de geschilderde Venus gekleed.
Ze lopen de villa binnen: “Moment alstublieft”, zegt Horowitz, “ik zal kijken of ik hem kan vinden.” Hij loopt verder, maar na twee passen draait hij zich alweer om en vraagt: “Hoe is trouwens uw naam?”
“Wilkinson. Saskia Wilkinson.”
“Saskia? Dat klinkt Nederlands.”
“Ja, ik ben genoemd naar Saskia Uylenburgh, de vrouw van schilder Rembrandt. Mijn ouders waren een grote fan van hem.” Haar woorden maken van de Hollandse meester een instant Amerikaanse filmster. Ze kijkt intussen geïnteresseerd rond.
Horowitz weet dat hij op het punt staat iets te doen wat hij normaal alleen onder extreme omstandigheden zou doen: het betreden van de ruimtes in de villa om Noël te zoeken.
“Dit is echt heel uitzonderlijk en ongebruikelijk”, benadrukt hij. “Wilt u hier even blijven? Dan kijk ik of ik meneer Heuvels kan vinden.” Hij loopt naar de huiskamer. “Noël! Hallo!?”
Saskia Wilkinson gaat zitten op het bankje naast de Engelse klok en kijkt rond in de statige vestibule met de okergeel betegelde lambrisering, het glas-in-loodwerk, de granitovloer en het hoge plafond. Dit huis is groot genoeg voor een dergelijke hal, denkt ze. Hoewel in Nederland ook kleine huizen over een hal beschikken.
Na zo’n vijf minuten keert Horowitz terug. “Helaas, er is niemand. Het spijt mij bijzonder. Ik stel toch voor dat u een brief achterlaat. Maar u kunt natuurlijk ook altijd bellen. Of kan ik alvast zeggen waar het over gaat? Uiterst discreet natuurlijk.”
Juist op dat moment klinkt er een zwak gebonk vanuit de richting van de trap. Het is of iemand in een langzaam tempo tegen een metalen wand slaat.
“Moment”, zegt Horowitz. Hij loopt de trap op en kijkt naar de liftschacht. “Het geluid komt daar vandaan. Ik meen uit de lift.”
Weer beneden drukt hij op de knop, zonder resultaat.
“Volgens mij zit hij vast”, zegt Saskia. Ze wijst naar boven waar door een kier een streep licht valt dat afkomstig zou kunnen zijn van de liftcabine. Weer klinkt er een zwak gebonk.
“Mijn God!”, roept Horowitz. “Ik denk dat de dierenarts vastzit.”
Twee uur later ligt Noël Heuvels ter observatie op de afdeling acute opname van het Academisch Medisch Centrum. Zij toestand is even ernstig geweest, maar nu redelijk stabiel. Hij heeft uitdrogingsverschijnselen en ademhalingsproblemen gehad en tekenen van verwardheid. Gezien zijn leeftijd had hij niet veel langer in de lift vast moeten zitten. De komst van Saskia Wilkinson is in die zin zijn redding geweest. Nu is het een kwestie van normaliseren en aansterken.
“Die lift moet duidelijk worden nagekeken”, zegt de behandelend arts tegen Horowitz. “Is het niet het mechaniek, dan is het wel het meldingssysteem. Dat is volgens mij allemaal erg verouderd. Maar goed, we houden hem nog even ter observatie om te zien hoe hij de nacht doorkomt. Is de familie al ingelicht?”
“Al zijn kinderen zitten op dit moment toevallig in Italië”, antwoordt Horowitz. “Ik zal hen op de hoogte stellen. Is het nodig dat ze naar Nederland komen?”
“Niet acuut, maar wel zodra dat mogelijk is. Kunnen we u voor nu als contactpersoon aanhouden?”
“Prima”, antwoordt Horowitz.
Als op datzelfde moment in de patiëntenkamer Noël zijn ogen opent, kijkt hij in het gezicht van een hem onbekende vrouw aan de rand van zijn bed.
“Hello Noël”, fluistert ze op vertrouwelijke toon, alsof ze hem al jaren kent. “How do you feel, unlucky guy?”
Noël fronst zijn wenkbrauwen. Saskia’s woorden lijken nog niet helemaal tot hem door te dringen. Eerst probeert hij te verwerken wie zij is. Is dit een hallucinatie als gevolg van zijn langdurige verblijf in de lift?
“We were very shocked by your adventure in the elevator. Especially me. I’d just found my brother and almost lost him immediately. That would have been unbearable, because I’m so happy I found you.”
Noëls ogen schieten van links naar rechts.
“Noël, listen”, gaat de vreemde vrouw fluisterend verder, terwijl ze in zijn hand knijpt. “I am your half-sister.” Ze staat op buigt zich over hem heen en kust hem op zijn wang.
Volgende maand:
Noël krijgt te horen wie Saskia Wilkinson werkelijk is. De familie in Italië maakt plannen voor de thuisreis.