Vlieg uit of blijf thuis

Wat als je studiestad op bereisbare afstand van je ouderlijk huis ligt? Ga je dan op kamers of blijf je onder moeders vleugels? Alle plussen en minnen op een rij.

Tekst: Wout de Bruijne | Beeld: Gerard Til/HH

 

Op jezelf gaan wonen brengt allerlei veranderingen met zich mee. Je moet je zelfstandig zien te redden, je moet boodschappen doen, koken, schoonmaken, kleren wassen, de administratie bijhouden, huur betalen en verzekeringen regelen. Zeker in het begin kan dat best ingewikkeld zijn.

Daarnaast krijg je, als je in een studentenhuis terechtkomt, te maken met (soms heel veel) huisgenoten en allerlei huisregels. Dat kan strubbelingen geven. En je moet meestal opnieuw beginnen met het opbouwen van een vriendenkring en je thuis gaan voelen in een vreemde omgeving. Zoiets gaat natuurlijk sneller als je dag en nacht in je nieuwe stad zit, met ‘lotgenoten’ onder één dak.

Als je ’s avonds gaat stappen of rondhangt op de studentenvereniging waar je lid van bent, heeft op kamers wonen natuurlijk als groot voordeel dat je thuis kunt komen wanneer je wilt. Je hoeft in elk geval niet de laatste trein te halen. En na een korte nacht kun je ’s ochtends voor college vaak wat langer blijven liggen, want je hoeft niet lang te reizen.

Maar als je thuis blijft wonen en dus wél te maken krijgt met een wat langere reistijd, kun je die tijd goed benutten door bijvoorbeeld in de trein te studeren. Je houdt sowieso meer tijd over voor je studie, omdat je familie je waarschijnlijk de dagelijkse rompslomp als boodschappen doen, wassen en koken uit handen neemt. Over het algemeen heb je thuis ook meer vierkante meters tot je beschikking en zal het er vermoedelijk minder lawaaiig zijn dan in een studentenhuis. Zit het qua studie even niet mee, dan heb je je familie of vertrouwde vrienden bij de hand bij wie je misschien wat makkelijker je hart lucht. Aan de andere kant geef je jezelf, als je het blijft zoeken in je oude vertrouwde kringetje, niet de kans om binnen en buiten de collegezaal nieuwe vriendschappen op te bouwen. Daardoor mis je de leukste – namelijk de sociale – aspecten van het studentenleven.

Nattevingerwerk

Bij het afwegen van de plussen en minnen van zelfstandig wonen speelt ook de financiële kant een belangrijke rol. Is het financieel wel haalbaar om op kamers te gaan? Dat verschilt natuurlijk per student. Schattingen van gemiddelde kosten zijn te vinden op bijvoorbeeld Nibud.nl, maar zoals je uit dergelijke sommetjes al snel zult opmaken, blijft het nattevingerwerk. Als je bijvoorbeeld niet veel uitgaat of weinig sport, geef je daar minder geld aan uit. Maar aan de andere kant betaal je misschien wel veel meer voor je kamer dan de gemiddelden. Die variëren van 300 euro per maand in Enschede tot zo’n 460 euro in Amsterdam (zie studie-kosten.nl).

Boven de duizend euro per maand aan kosten zal het leven op kamers al snel komen

Hoe dan ook, boven de duizend euro per maand aan kosten zal het leven op kamers al snel komen. Wat het kost om thuis te blijven wonen, is nog moeilijker te zeggen. Het scheelt waarschijnlijk een hoop gedoe: de koelkast is vol, het eten komt op tafel en internet is gratis. Misschien vragen je ouders kostgeld, maar zelfs dan ben je minder kwijt aan woonlasten dan wanneer je op kamers woont.

De studiefinanciering, het zal je niet zijn ontgaan, is sinds 2015 vervangen door het leenstelsel. Het bedrag dat studenten kunnen lenen, is voor iedereen gelijk, of je nu uit- of thuiswonend bent. Je kunt vanaf 1 september 2017 maximaal 867,68 euro per maand studievoorschot lenen. Daarnaast kun je een collegegeldkrediet van 167,17 euro per maand lenen. Voor het verkrijgen van zo’n krediet geldt als voorwaarde dat de ouders van de student minder dan 46.000 euro bruto per jaar verdienen. Het krediet wordt een gift als de student binnen tien jaar het diploma haalt. Dat geldt trouwens ook voor de OV-jaarkaart. Voor de rest zijn er geen giften meer. Alles wat je leent, moet je terugbetalen.

Onbeperkt bijverdienen

Als je na je studie gaat werken en het minimumloon of meer gaat verdienen, begin je ook met het aflossen van je studieschuld. De maandelijkse aflossing ligt niet hoger dan 4 procent van je maandelijkse inkomsten (voorheen was dit maximaal 12 procent). Lukt het je niet om binnen 35 jaar je studieschuld af te lossen, dan wordt de eventuele restschuld kwijtgescholden.

Een studievoorschot en eventueel collegegeldkrediet vraag je aan bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Op Duo.nl vind je de nodige informatie over het leenstelsel.

Veel studenten hebben naast hun studie ook nog een bijbaan. Bij het oude stelsel van studiefinanciering gold er een bijverdiengrens. Bij het leenstelsel dat vanaf 2015 geldt, mag je onbeperkt bijverdienen.

Als je zelfstandig woont en ook zelf verzekerd bent tegen ziektekosten, dan kom je misschien in aanmerking voor een zorg- en huurtoeslag (aan te vragen bij de Belastingdienst). De meeste studenten kunnen zo’n steuntje in de rug goed gebruiken, want het (studenten)leven is al duur genoeg.

Op kamers: wat kost dat?

In 2015 maakte Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) een schatting van de maandelijkse kosten voor uitwonende studenten.

  • Huur € 366,-
  • Boodschappen € 161,-
  • Studieboeken € 57,-
  • Vervoer (naast de OV-kaart) € 55,-
  • Ontspanning, uitgaan en sport € 144,-
  • Kleding en schoenen € 47,-
  • Zorgverzekering € 97,-
  • Telefoon € 26,-
  • Collegegeld € 167,-

Totaal: € 1120,-

Op Nibud.nl vind je geldtips voor studenten en kun je het tijdschrift Geldwijzer Studenten aanvragen of downloaden.

 

Delen