Villa Koningslaan – Deel 10

Eerder:
In mei 1943 worden Marah en haar familie door de Duitsers opgepakt en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. In het heden proberen Nicole en Michiel te bedenken wat de code van de kluis in de villa zou kunnen zijn.

‘Ein kluger junger Mann’

Amsterdam, mei 1943

De volgende middag nam Daniël Noël even apart. ‘Ik heb het gevraagd’, zei hij snel en zakelijk. ‘Vrijpleiten gaat niet in dit geval. Maar je mag haar wel even spreken. Vijf minuten. Normaal gesproken staat men dat niet toe, maar voor deze ene keer wel. Zie het als een uitzondering, een zeer hoge uitzondering.’ Uit zijn borstzak diepte hij een envelop op. ‘Hier, een brief met een verklaring van Cohen. Laat deze brief zien bij de ingang. Ze zullen je onder begeleiding binnenlaten. Je kunt op het binnenterrein even met Marah spreken. In de schouwburg zelf is het waarschijnlijk te vol. De gevangenen schijnen opeengepakt te zitten in de grote theaterzaal, op de trappen en op de balkons. Kinderen worden opgevangen in een crèche aan de overkant van de straat. Hun ouders blijven in de schouwburg.’
Noël omhelsde zijn vader.
‘Doe het vandaag nog, jongen. Voor je het weet, gaan ze op transport.’

Anderhalf uur later was Noël in de Hollandsche Schouwburg.
‘Fräulein Zeelander is op de binnenplaats’, zei een soldaat aan wie Noël zich omstandig had voorgesteld en aan wie hij de brief van de Joodsche Raad en zijn persoonsbewijs had overhandigd.

‘Heuvels? Noël?’, zei de soldaat terwijl hij Noël van kop tot teen in zich opnam en intussen het persoonsbewijs voorlas. ’Geboren 24 december 1919. Na, wie alt bist du?’
‘Drieëntwintig jaar’, antwoordde hij.
‘Dreiundzwanzig. Sehr gut, sehr gut! Ein kluger junger Mann.’

Met een snelle beweging gaf de soldaat het persoonsbewijs weer terug. Tegen een collega gebaarde hij dat deze met Noël mee moest lopen. De collega knikte en ging Noël voor door de ruimte. Drommen mensen om hem heen. Het leek of er paniek heerste, er werd gehuild, soms gekrijst. Via een omroep- installatie werd voortdurend opgeroepen om ‘je te registreren’.

‘We gaan naar Westerbork in Drenthe, om tijdelijk tewerkgesteld te worden’

Noël kon niet spreken toen hij haar zag. Ze zag er bleker en magerder uit dan anders, alsof ze in korte tijd gewicht was kwijtgeraakt. Ze kneep hem in zijn bovenarm. Hij lachte en ze drukten zich tegen elkaar aan. Hij sloeg zijn armen om haar heen, ze trilde.

‘Hoe is het met de diergeneeskunde?’ vroeg ze.
‘Gaat nogal’, zei hij. ‘Mijn studie ligt nu stil.’

Ze legde haar hand tegen zijn slaap alsof ze wilde voelen of hij koorts had.

‘Noël, als dit allemaal voorbij is, dan…het zal voorbijgaan, echt. We gaan morgen of overmorgen naar Westerbork in Drenthe. Daar zullen we tijdelijk tewerkgesteld worden.’
‘In Westerbork zelf?’
‘Misschien wel, ik weet het niet. Maar ze zeggen dat ik wel van nut kan zijn als verpleegster. Dat is toch mooi? Dan kan ik toch weer mijn beroep uitoefenen. En als ik terugkom, dan…’
‘Wanneer?’ vroeg hij. ‘Wanneer kom je terug? Weten ze dat al?’

Ze knipperde met haar ogen, alsof ze hem niet begreep.

‘Kunnen jullie geen Sperr-stempel krijgen? Dan word je vrijgesteld van arbeid. Ik kan het via mijn vader aan de Joodsche Raad vragen. Misschien kan…’

Na, jetzt ist’s fertig’, zei de soldaat wrevelig. ‘Schluss.’ Hij gebaarde dat Marah terug moest naar haar familie en sommeerde Noël mee naar buiten te lopen.
‘Dag… lie…verd’, zei ze hakkelend. Ze kuste hem vluchtig.
‘Dag zuster Zeelander’, zei hij. ‘Mijn warme groeten aan je familie.’
‘Als ik terug ben gaan we ezeltje rijden in Scheveningen’, riep ze.

Ze verdween in de menigte. Hij zag dat ze hem uit de verte nog iets toeriep.
Buiten gekomen giste hij wanhopig naar wat ze gezegd kon hebben.

Op de terugweg naar huis in het Wertheimpark, dat tegenwoordig pesterig Parktuin heette – omdat de moffen niks moesten hebben van zijn Joodse naamgever Abraham Carel Wertheim – weigerden Noëls benen plots dienst. Hij liet zich op het gras zakken. Het voelde of hij buiten de werkelijkheid verkeerde, alsof hij in een film zat. Hij keek naar de scherpe lucht en knipperde met zijn ogen.

Alles was plotseling onzeker geworden. Hij probeerde krampachtig Marah’s beeld voor zich te halen, zich te herinneren hoe ze rook, hoe ze lachte, hoe ze hem streelde. Maar hoe hij ook zijn best deed, het leken herinneringen van honderd jaar geleden die hem maar niet te binnen wilden schieten. Was hij gek geworden? Seniel? Zijn hart ratelde tegen de wand van zijn borstkast, als een motortje dat een geheel eigen leven leidde.

Toen ging hij languit op het gras liggen en sloot zijn vochtige ogen.

Amsterdam, voorjaar 2022

Michiel en Nicole zitten gehurkt voor de safe, die ze afwisselend betitelen als ‘brandkast’ en ‘kluis’. Michiel kijkt geconcentreerd voor zich uit terwijl hij zijn oor tegen de deur legt. Hij heeft nu al diverse cijfercombinaties geprobeerd, maar de safe geeft zich niet gewonnen.

‘Het is nu net of we bezig zijn met een kraak’, zegt Nicole op enigszins schuldbewuste toon.
‘Dat zijn we toch ook’, fluistert Michiel terwijl hij, kijkend op een notitievelletje met cijfers, een nieuwe combinatie probeert.
‘Het is weer eens wat anders dan gaatjes vullen, toch?’
Michiel fronst even zijn wenkbrauwen.
‘Inderdaad’, lacht hij, ‘werken met glasionomeercement of composiet is inderdaad heel wat anders. En dan ben je bovendien met mensen bezig. Zo’n brandkast is een dood ding. Wacht eens…’ Zijn ogen worden groot.

‘Het is nu net of we bezig zijn met een kraak’


‘Wat is er?’
‘O, ik dacht even dat hij klikte, maar ik vergis me.’
‘God, je maakt het wel spannend.’
‘Het is ook spannend. ’t Is verdomd spannend. In ieder geval spannender dan het plaatsen van een kroon. Heb je trouwens nog iets gehoord van tante Diana?’
‘Nee, niks meer. Het lijkt wel of ze dit hier helemaal vergeten is.’
‘Lijkt me logisch. Bovendien is ze toch al op leeftijd. Nou, geef me dat briefje nog eens aan. Of nee, lees die laatste cijfers nog eens voor.’
Nicole pakt het velletje. ‘Eh… 40014391… Dat lijkt me 10 april 1934, maar dan backwards of hoe noem je dat? Achterstevoren?
‘Kun je geen fatsoenlijk Nederlands meer spreken? Is het al zover met jou, net als met al die andere moderne Nederlanders die hun eigen taal verloochenen?’
Ze trekt haar gezicht in een grimas. ‘Ga nou maar verder’, zegt ze. ‘Zeurkous. Concentreer je nou maar.’

Zorgvuldig draait hij de knop volgens de cijfers die Nicole voorleest.
‘Ik geloof dat dit ‘m is, Nicole. Ik hoor een klik.’
Ze springt op van nerveuze vreugde. ‘Yes! Doe open, doe open!’

Michiel lijkt te bevriezen als in een film die met de pauzeknop wordt stilgezet.
‘Waarom stop je nou!?’ roept ze.

‘Ik stop omdat ik me realiseer dat we het er nog niet samen over gehad hebben.’
‘Waarover?’ Ze staart hem ongeduldig aan.
‘Dat het, wat we hier ook aantreffen, onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Dat we dit samen zullen verantwoorden, welke consequenties er ook aan vast zullen zitten.’
‘Om met Willem-Alexander te spreken: we zijn betrokken, maar niet onfeilbaar? Zoiets?’
Hij kijkt haar quasi ontsteld aan.
‘Ja, dat slaat natuurlijk nergens op, maar ja, zoiets.’
‘Prima, dat hadden we natuurlijk allang samen afgesproken, min of meer, en dan op een andere manier, mister wiseguy. Doe nou maar open!’

Michiel staat op en trekt met twee handen aan de deur, die zwaar en log open draait. Vier ogen staren nu naar wat zich achter de deur bevindt.

artsenauto.nl/feuilleton

Auteur Adri van Beelen is verpleegkundige (niet-praktiserend), (freelance) journalist, programmamaker en auteur van de volgende boeken: In vrije val (2008), Celeste (2012), Verborgen (2013), De vrouwenverzamelaar (2015), De familie Duinen (2017), Het zieke vliegtuig (2019)

Delen