Villa Koningslaan – deel 14
Achterkleinkinderen Michiel en Nicole lezen in Daniëls notities hoe hij in 1951 met het pakket uit de safe naar George Wilkinson in Boston reisde. Wilkinson zegt dat er een Rembrandt in het pakket zit. Daniëls zoon Noël heeft ondertussen verkering met de verpleegster Sonja Mertens. Ze hebben trouwplannen.
Verleidingen
Daniëls notities
George Wilkinson pakte een mesje en sneed in het karton aan de zijkant van het pakket. “Ik moet het natuurlijk voorzichtig doen”, zei hij. Hij stopte en keek me aan. “Dit is dus een Rembrandt, Daniël, dat kan ik wel verklaren. Maar jij wist dat niet, zeg je?
Luister, het is een onbekend werk, getiteld ‘De verbanning uit de Hof van Eden’. God stuurt Adam en Eva na het appelincident weg uit het paradijs en voor de ingang zet hij een engel met een blinkend zwaard. Het is een onbekend werk, vermoedelijk nog geschilderd in Leiden tijdens zijn jeugdjaren. Rembrandt heeft weinig gemaakt omtrent het onderwerp zondeval. Dit is een vroeg werk dat qua stijl overeenkomsten vertoont met ‘De steniging van de Heilige Stefanus’. Het heeft enkele eeuwen bij een Antwerpse familie gehangen, zonder dat iemand ooit op het idee kwam dat het om een Rembrandt ging. Hoe Peeters het bemachtigde weet ik niet, in ieder geval heeft hij het voor 750.000 dollar verkocht aan een miljonair uit Florida. Wie dat is, laten we in het midden. Ik ben slechts tussenpersoon.”
Wilkinson ging voorzichtig verder met het uitpakken van het kunstwerk. Wat er toen precies gebeurde weet ik niet meer, maar ik herinner me nog levendig Wilkinsons reactie toen het schilderij tevoorschijn kwam.
Het eerste wat opviel was het witte paard op de voorgrond, met de in het blauw geklede ruiter en al die kleurrijke mensen eromheen. In de verte rotsen, bossen en een stad met kerktorens. Wilkinson sprong op en keek ontzet naar het tafereel. “Dit is Rembrandt helemaal niet!” riep hij uit. Hij keek mij aan en zei dreigend: “Waar heb je Rembrandt gelaten?” Hij pakte me beet bij de boord van mijn overhemd en duwde me tegen de muur. “Waar is de Rembrandt!?” brulde hij.
“Zeg het!”
Ik wist niet wat ik moest doen. Het enige was: hem geruststellen. En ik legde hem nog eens uitgebreid uit hoe het allemaal gegaan was. Dat ik van niets wist en alleen op Peeters’ verzoek dit pakket bewaard had en geen idee had wat erin zat. Het werkte, hij kalmeerde enigszins. “Maar wat is dit dan?” vroeg hij. Hij wees vol afschuw op het schilderij. “Het is niet eens linnen. Het is gewoon geschilderd op hout, zo te zien.”
“Ik vermoed dat dit het gestolen paneel van de Rechtvaardige Rechters is”, zei ik.
Op dat moment kwam er een vrouw binnen. Ze was lang en blond en had fantastische groene ogen. Een dergelijke schoonheid had ik maar zelden gezien en het was alsof de sfeer in de ruimte per direct omsloeg.
Nu ik dit schrijf, anno 1964, denk ik dat ze op Kim Novak leek, de actrice uit Hitchcocks Vertigo, vooral ook vanwege die groene ogen, en ik wist niet waar ik op dat moment meer van onder de indruk was: het paneel van de gebroeders Van Eyck of de op Kim Novak lijkende vrouw.
“Pardon, wij hebben nog geen kennis gemaakt”, zei ze. “George, stel ons eens aan elkaar voor.” “Dit is Jayne, mijn vrouw”, zei hij. “Jayne, dit is Daniël Heuvels uit Nederland.” Ze lachte verleidelijk, ik voelde een tinteling tot in mijn buik. Ze keek naar het paneel en zei: “George, dit is niet Rembrandt, maar het gestolen paneel uit Gent!” En tegen mij: “Meneer Heuvels, hoe komt u hieraan?”
Nicole stopt met lezen en kijkt Michiel aan. “Ik weet niet of ik nog verder wil lezen”, zegt ze. “Er komen misschien wel allerlei intieme details over onze overgrootvader naar voren. Willen we dat weten?”
“Natuurlijk willen we dat weten”, antwoordt Michiel. “Laten we verder lezen.”
Jayne was kunsthistorica. Ze had gestudeerd aan Yale en gold als een belangrijk Amerikaans kunstkenner. Daarbij was ze volledig op de hoogte van de praktijken van haar man, die illegaal in kunst handelde. Defacto was haar kennis zelfs een ondersteunende voorwaarde voor de handel en wandel van haar echtgenoot.
“Ik weet niet of ik nog verder wil lezen”, zegt ze. “Er komen misschien wel allerlei intieme details over onze overgrootvader naar voren. Willen we dat weten?”
Ik had me aanvankelijk voorgenomen er niet aan mee te werken en wilde met paneel en al terugreizen naar Nederland, maar wat kon ik doen met een gestolen paneel? Vooral nu ik al voor een groot deel bij deze handel betrokken was geraakt? Daarnaast gaf Jayne me het laatste zetje, ze was gewoon té mooi en had een betoverende uitwerking op me. Zozeer zelfs dat ze me Geertruida voor een ogenblik deed vergeten.
Ik checkte in in het Marriott-hotel en at die avond met George en Jayne in een visrestaurant bij de haven. George was na zijn woede-uitbarsting weer alleraardigst en maakte zijn excuses. “Ik denk dat Matthieu Peeters indertijd een fout heeft gemaakt”, zei hij. “Ik zal mijn opdrachtgever moeten inlichten, want hij verwacht Rembrandt.
En ik zou willen dat jij op zoek gaat als je weer terug bent in Holland.” Hij wees naar me met zijn mes. Ik knikte vaag, maar keek met een schuin oog naar Jayne. Ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Ze was gekleed in een swing dress met laag decolleté en droeg chique halfhoge donkerblauwe pumps. Verder was haar make-up naar Nederlandse maatstaven nogal gedurfd, met vuurrode lipstick en oogschaduw die de helderheid van haar ogen accentueerde. Zo had ik de vrouwen in het saaie naoorlogse Nederland nog nooit gezien.
“Ik vind de manier waarop hij naar vrouwen kijkt nogal seksistisch”, zegt Nicole, opkijkend van de notities. “Alsof vrouwen zuiver lustobjecten zijn.”
Michiel veert op. “Wat zit je nou te raaskallen? Hij schrijft toch heel
complimenteus over haar? En daar gaat het toch helemaal niet om? Hij heeft verdomme gewoon dat paneel van de gebroeders Van Eyck in handen, staat hier! Lees nou gewoon verder.”
Nicole doet het met tegenzin.
“Heb je trouwens enig idee waar de Rembrandt zou kunnen zijn?” vroeg ze.
“Ik denk ergens in het oude kantoor van Peeters, als het inmiddels al niet gevonden is. Maar om het te verifiëren zou ik naar Antwerpen moeten reizen.”
Het etentje werd afgesloten en we namen afscheid. “Morgen en overmorgen ben ik voor zaken in Philadelphia”, zei George. “Kunnen we dan de dag erna afspreken. Ik wil nog graag enkele dingen met je bespreken.”
Toen ik afscheid nam van Jayne gaf ze me een knipoog en in de taxi naar het hotel vroeg ik me steeds af of ik dat wel goed gezien had en hoe ik dit gebaar moest opvatten. De liftboy in het hotel lachte vriendelijk naar me terwijl ik de lift instapte en liet me daarmee onbedoeld inzien dat het knipogen van Jayne ook gewoon vriendelijk bedoeld was. Niet meer en niet minder. Maar de volgende avond werd er op de deur van mijn hotelkamer geklopt. Toen ik opendeed zag ik Jayne met een fles brandy in haar hand en twee glazen.
“Care for a drink, handsome?” vroeg ze uitnodigend.
“Brandy?” vroeg ik suf.
“Ja, wat anders? De drooglegging is al jaren voorbij.”
Ze liep langs me heen naar binnen, ik rook haar indringend parfum, een raadselachtige geur. Automatisch keek ik links en rechts de gang in.
Daarna sloot ik behoedzaam de deur.
Nicole legt het notitieboek neer. “Hij gaat vreemd”, zegt ze verbouwereerd. “Onze overgrootvader gaat gewoon vreemd. Alsof het niks is. Nou, dat plaatst hem wel in een geheel nieuw familieperspectief.”
Michiel reageert niet, slaat de bladzijde om en leest verder.
Volgende maand:
Hoe verantwoordt Daniël zijn gedrag naar Geertruida? En hoe vergaat het Noël en zijn Sonja?
Auteur Adri van Beelen is verpleegkundige (niet-praktiserend), (freelance) journalist, programmamaker en auteur van de volgende boeken: In vrije val (2008), Celeste (2012), Verborgen (2013), De vrouwenverzamelaar (2015), De familie Duinen (2017), Het zieke vliegtuig (2019)